Al 100 jaar voor een open, rechtvaardig en gelijkwaardig Nederland.

Jan van Poppel: ‘We kopen grond in een tropisch land en noemen het klimaatbeleid’

  •    •  
Gisteren
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
203 keer bekeken
  •  
Jan van Poppel

Jan van Poppel: ‘We kopen grond in een tropisch land en noemen het klimaatbeleid’

© BNNVARA/Wijnanda Duits

Jan van Poppel bezocht een conferentie over CO2-compensatie en ontdekte daar hoe hypocriet die markt eigenlijk is.

Vorige week was ik voor tv-opnames in het Jaarbeurs Theater in Utrecht. Niet voor een avondje Moulin Rouge, maar voor iets véél spannenders: een conferentie over CO2-compensatie. Rode fluwelen stoelen, spotlights, en op het podium geen dansers — maar klimaatgoeroes met PowerPoints. Terwijl de ene na de andere slide voorbijvloog, dacht ik terug aan die ene geschiedenisles op de middelbare school.

Daar kom ik zo op terug. Eerst even over dat klimaat.

We weten allemaal wat er moet gebeuren: minder uitstoten, snel een beetje. Anders verandert de aarde in een sauna waar niemand om gevraagd heeft. Maar ja, dat kost geld. Winsten dalen, aandeelhouders grommen, en voor politici is ‘minder CO2’ ongeveer even populair als een belastingverhoging op bier.

Nou, wat hebben de Carbon Cowboys van deze planeet bedacht? In plaats van onze uitstoot terug te dringen, kunnen we de uitstoot ook compenseren. Door bomen (die nemen CO2 op) te planten in Zambia, door mensen in Rwanda te voorzien van ‘schonere’ fornuizen en door boeren in Kameroen gewassen te laten groeien die meer CO2 opslaan, aldus de CEO’s, experts en zelfbenoemde koolstofpioniers.

Ik wist overigens niet dat borstklopperij een muziekgenre was, maar het klonk loepzuiver in de Utrechtse theaterzaal.

Hoe dat compenseren in de praktijk werkt: een bedrijf rekent uit hoeveel CO2 ze uitstoten, daar kopen ze zogeheten 'carbon credits' voor op een vrije, ongereguleerde markt. 1 credit = 1 ton CO2 die wordt gecompenseerd door bijvoorbeeld het aanplanten van bomen in een willekeurig Afrikaans land. Hoe meer credits je koopt, hoe meer CO2 je compenseert én hoe schoner je geweten.

‘Prachtige initiatieven’ binnen een ‘geweldig systeem’, volgens de zaal. Ze zijn overigens niet de enige. Diederik Samson, oud-fractievoorzitter van de PVDA, is lyrisch over de zogeheten Great Green Wall in de Volkskrant. Die groene muur in Sub-Sahara-Afrika moet volgens de oud-campagneleider van Greenpeace 300 miljoen hectare groot worden. De kosten: 20 miljard euro per jaar!

Wopke Hoekstra, oud-medewerker van Shell en de huidige Eurocommissaris voor Klimaat, maakte recent bekend dat grote vervuilers meer ruimte krijgen om hun uitstoot te compenseren, buiten Europa. Oftewel: de uitstoot terugdringen, doe rustig aan, koop wat van die credits, en plant wat bomen in Afrika. Probleem opgelost, toch?

Om even te schetsen hoe groot dit systeem nu al is: Blue Carbon — eigendom van een Emiratische sjeik — heeft deals gesloten met zes Afrikaanse landen voor 25 miljoen hectare land. Zes keer Nederland! Als het aan hen ligt, bezitten ze straks twintig procent van Zimbabwe, tien procent van Zambia en Liberia, en acht procent van Tanzania. En dat allemaal in private handen.

Absurd.

Oh ja, die geschiedenisles. Daar zou ik nog op terugkomen. Die ging over de koloniale tijd — toen ‘het Westen’ hele continenten leegroofde voor goud, koffie en slaafgemaakten. En ineens dacht ik: zijn we niet gewoon terug bij af? Alleen heten de plantages nu 'CO2-projecten'.

De omgekeerde wereld. De afgelopen eeuw hebben we in ‘het Westen’ tonnen aan CO2 de atmosfeer in gepompt omwille van onze ontwikkeling. Bedrijven konden groeien, geen plek op aarde was nog onbereikbaar. Onze welvaart nam toe en, niet onbelangrijk, we zijn gaan wennen aan ongekende luxe, luxe die flink wat CO2 kost.

Wat hebben we het toch goed. Een warm huis, een volle koelkast, drie citytrips per jaar. Maar is het eerlijk? De gemiddelde Afrikaan stoot 1 ton CO2 per jaar uit. Nederlanders zeven. Amerikanen veertien. En wat doen we? We kopen wat grond in een tropisch land en noemen het klimaatbeleid. Een moderne aflatenhandel — maar dan met bomen in plaats van biechtstoelen.

Ik hoor je al denken: 'Maar als de lokale bevolking er iets aan heeft, waarom niet?' Goeie vraag, maar de lokale bevolking heeft er in veel gevallen weinig aan. Erger nog: in Kenia gingen huizen in vlammen op voor compensatiebossen, in Peru werden dorpen met geweld ontruimd, en in Zambia profiteert bijna niemand van dit carbon credit systeem, zo concludeerden wetenschappers.

Daar komt nog iets wrangs bij: al dat opgekochte land is niet langer beschikbaar voor eigen gebruik. Geen plek meer voor eigen windmolens, geen ruimte voor zonneweides — weg is de kans op een eigen energietransitie en ontwikkeling. Terwijl het Westen haar duurzame geweten oppoetst, drukken we op het Afrikaanse continent keihard op de pauzeknop.

En alsof het nog niet erger kon: wetenschappers van Oxford University concludeerden vorige week dat deze neokoloniale klimaatoplossing in de praktijk vaak niet klopt. Minder dan 16% van de onderzochte compensatieprojecten haalde de beloofde CO2-reductie. Al die luxe, al die grond in Afrika — en voor wat? Een schijnoplossing, netjes verpakt in groene marketing.

Misschien is dat wel de schadelijkste uitstoot van onze tijd: niet CO2, maar hypocrisie.

Meer columns?

Meer over dit onderwerp?

Delen:
BNNVARA LogoWij zijn voor