In de zomer van 2015 zag mijn vriendin Merel* voor het eerst draken en elfjes in haar achtertuin. Ik niet. Best jammer, zou je kunnen denken, maar volgens Merel heel logisch - er waren namelijk maar weinig mensen die in contact kunnen komen met deze ‘derde dimensie’, zoals ze het zelf noemde. Op dubieuze online fora had Merel mensen gevonden die haar vermoedens bevestigden: ze was helemaal niet gek geworden, maar juist heel speciaal. HOERA! Ontzettend fijn als je geen medicijnen of professionele hulp nodig hebt, maar dat had ze natuurlijk wel.Voor Merels ogen dansten de elfjes inmiddels op mijn schouder. Terwijl ze me dit vertelde hingen haar ogen op half elf en keek ze me wazig aan, terwijl ik wanhopig in diezelfde ogen zocht naar een stukje herkenning - maar dat niet vond.
Beste vriendin
Merel was mijn beste vriendin sinds de kleuterklas - een gevoelig meisje met lieve vlechtjes en een pony, dat een werkstuk maakte over hommels en graag dieren tekende. Prototype te-goed-voor-de-wereld. We waren samen jong, puber en volwassen, en hoewel ik me er langzaam bewust van werd dat we misschien op latere leeftijd nooit bevriend zouden zijn geraakt, was ze mijn belangrijkste vriendin.
Maar Merel was ook een overgevoelig zacht ei. Ze viel om van het kleinste zuchtje wind en kromp ineen bij het kleinste puntje van kritiek. Haar ouders, die nogal spiritueel en beschermend waren aangelegd, hielden haar al thuis van school als ze een keertje moest niezen. Dat leidde er onder andere toe dat ze nooit een bijbaan volhield, omdat ze zich al in de proefperiode zo’n vier keer ziek meldde bij een simpele verkoudheid, en verder voor mensen nogal moeilijk benaderbaar bleef. Omdat ik zelf meer een recht-voor-z’n-raap-mens ben, botsten onze persoonlijkheden eigenlijk flink - ik kon niet alles tegen haar zeggen, en moest continu bij haar op mijn tenen lopen.
Scheurtjes
We bleven bevriend, maar toen we begonnen met studeren ontstonden de eerste scheurtjes in onze vriendschap. Ik stortte me in dit leven boordevol nieuwe mensen en ervaringen, ging op mezelf wonen en kreeg het ontzettend druk. Merel daarentegen bleef thuis wonen en ondernam verder weinig. We belden, maar niet genoeg. We appten, maar ik reageerde niet direct. We zagen elkaar, maar nauwelijks. We groeiden uit elkaar. Iets wat ik misschien wel zag als iets onvermijdelijks, waar ik me bij kon neerleggen. Maar terwijl ik vrolijk doorging met leven, ging het met Merel achter mijn rug om steeds meer bergafwaarts.
De derde dimensie: draken, elfjes en voorspellingen
En toen, vanuit het niets, ging het mis. Merel werd doodsbang. Ze durfde niet te praten over de dingen die haar achtervolgden en verstopte zich thuis. Praten met professionals was uit den boze, want dat zou bevestigen dat ze gek was. Ik bezocht haar regelmatig. Na haar fase van pure doodsangst kwamen de elfjes en draken. Ook werd Merel een heuse waarzegster, die mijn handen in de hare nam en me vertelde dat ik beter niet naar Spanje op vakantie kon gaan die zomer, want dan zou ik worden verkracht.
Manipuleren
Maar nog veel enger dan dat alles, was dat ze mensen keihard begon te manipuleren. Haar ouders bleken een koud kunstje – ze lieten haar zo op pad gaan vlak na een ziekenhuisopname, nadat ze een leugen ophing over een ‘afspraak met vrienden’. Vervolgens verdween ze tijdelijk van de aardbodem. Bij mij ging het manipuleren iets moeilijker. Ik geloofde haar bijvoorbeeld niet toen ze vertelde dat ze in het ziekenhuis was omdat ze ‘gewoon moe’ was. Het was verwarrend - ik wilde haar helpen, maar ze liet het niet toe. Bovendien had ik geen idee wat ik moest doen als ze mijn hulp weigerde. En omdat ik haar niet de aandacht gaf die ze wilde, trok ze alles uit de kast: ze beweerde dat het mijn schuld was dat het zo slecht met haar ging, en begon publiekelijk op Facebook woedende tirades te schrijven. Daarin kreeg de hele wereld er flink van langs.
Afstand
En ik deed iets waarvan ik nog altijd niet weet of het de juiste keus is geweest: ik nam afstand. Ik gaf de schuld aan mijn drukke leven, mijn studie, mijn baan - wat natuurlijk onzin is, want tijd is altijd te maken, en zeker in tijden van nood. Maar mentaal was ik op. Na twee jaar trekken aan een dood paard en veel hulpeloze tranen - die ik uiteraard niet bij haar kon laten - gaf ik het op. Hoeveel verwijten kon ik nog incasseren voor ik klapte? Hoe lang kon ik nog tegenover mezelf volhouden dat ze het niet meende, dat het de ziekte was die haar dingen deed zeggen? Ik herkende mijn beste vriendin niet meer en vergat voor wie ik het deed. De enige manier waarop ik het nog goed kon zien komen was door middel van professionele hulp, maar dit weigerde ze regelmatig. En ik kon haar geen medicijnen door de strot duwen waar ze op wonderbaarlijke wijze telkens weer beter van werd. Geloof me: als het had gekund had ik het graag gedaan.
Geen medicijn
We zijn inmiddels een paar jaar verder, en in die tijd heb ik vrede gesloten met de situatie. Ook omdat ik heb vernomen dat het met Merel tegenwoordig goed gaat, omdat ze uiteindelijk toch hulp en medicijnen heeft geaccepteerd - ze heeft het dus overleefd. Onze vriendschap daarentegen niet. Dat is misschien wel het moeilijkste: je verwacht na een jarenlange vriendschap dat je ook de grootste drempels samen aan kan. Maar iedereen heeft een grens –jij dus ook. En dan is het natuurlijk extra pijnlijk wanneer je die grens bereikt bij iemand die zo dichtbij je staat. Overschat je eigen kunnen niet. Onderschat iemands ziekte ook zeker niet. Maar bovenal, onthoud: het enige wat er toe doet, is dat degene waar je van houdt weer beter wordt. En soms ben jij nu eenmaal niet het medicijn.