Een eerlijk gelijkwaardig Nederland. Wij zijn voor. Jij ook?
Moet het taalonderwijs op het mbo beter?
13-09-2019
•
leestijd 2 minuten
•
589 keer bekeken
•
Een cursist van het Haagse ROC Mondriaan zit achter een computer tijdens een les Nederlands voor anderstaligen (ANP)
Afgestudeerde mbo-studenten kunnen nogal eens niet goed lezen en schrijven, of hebben een kleine woordenschat. Wat gaat er mis?
Het besef kwam bij Mohammed Saiah (nu raadslid voor D66 in Utrecht) toen hij een toelatingstest deed voor een hbo-opleiding. Ineens kwam hij erachter dat zijn woordenschat, ondanks zijn vijfjarige mbo-opleiding, onder de maat was. Havo-5-leerlingen kenden woorden waar hij nog nooit van gehoord had. ‘Er stonden heel veel woorden in die ik op het mbo of vmbo nog nooit had gehad. Daar ben ik toen echt van geschrokken; ik had niet door dat ik zo ver achter stond’, zegt hij in
De Nieuws BV
.
Bekwaam
Oud-mbo-docent Evelien Polter heeft wel een paar verklaringen voor de stand van het taalonderwijs op het mbo, in dezelfde uitzending. ‘De mensen die Nederlandse taallessen geven, zijn vaak helemaal geen bevoegde docenten Nederlands. Ze zijn bijvoorbeeld aangenomen als docent burgerschap. Dan zijn er nog uren Nederlands over, die gaat die docent dan ook geven. Zulke docenten zijn niet bekwaam om in te schatten of iemand een taalachterstand heeft. En ze kunnen ook niet inschatten wat ze met zo’n taalachterstand moeten doen.’
Laaggeletterd na het mbo (De Nieuws BV)
Waarom niet gewoon docenten Nederlands voor de klas? Polter: ‘Het management kan nu heel makkelijk schuiven met docenten. De docent is een pion in het geheel. Het gaat het management niet om goed taalonderwijs, maar om handig organisatorisch te kunnen opereren.’ Polter wil onder meer méér uren Nederlands per week. ‘Er zijn opleidingen met tien weken een uur per week Nederlands, vlak voor het examen, en dat is het dan. Dat is wel een extreme situatie.’
Verhaal halen
Saiah ging terug naar zijn mbo-opleiding om verhaal te halen. Waarom was zijn woordenschat na vijf jaar mbo minder dan die van een havo-5-scholier? ‘Het antwoord was dat we ons tijden de lessen richtten op wat we op het examen zouden krijgen. Grammatica, ’t kofschip, spelling, al die regels. Een klein beetje begrijpelijk lezen. Daardoor was er heel weinig tijd over voor de woordenschat.’