Sahar Hossini
© Fotograaf Lucas Krullaards, HagaZiekenhuis
Sahar Hossini (31) deed er alles aan om haar droom om verpleegkundige te worden waar te maken. Nu werkt ze met veel plezier bij Spoedzorg Haaglanden. Wat betekent dit werk voor haar?
Sahar woont als vluchteling uit Iran bijna tien jaar in Nederland zonder verblijfsvergunning. Tot haar achttiende mag ze naar de middelbare school, maar zodra ze volwassen is, mag ze niet verder studeren. Toch blijft Sahar niet stilzitten: ze leert Nederlands en doet vrijwilligerswerk in een tandartspraktijk. Uiteindelijk krijgt ze via ROC Mondriaan de kans om aan de opleiding verpleegkunde te beginnen. ‘Evert, een docent van de opleiding, zei tegen me: “Wil je morgen beginnen?” En ik stemde in’, vertelt Sahar.
‘Ik mocht vier weken komen kijken om te zien of ik het aan zou kunnen. Al snel bleek dat ik het in me had. De opleiding ging me goed af, maar ik bleef tegen veel praktische obstakels aanlopen omdat ik geen papieren had.’
Stagelopen of examens afleggen blijkt via de officiële route onmogelijk. Toch doet de school er alles aan om samen met Sahar naar oplossingen te zoeken. Halverwege haar opleiding krijgt ze eindelijk haar verblijfsdocument. Ze rondt haar opleiding versneld af en gaat aan de slag op de verpleegafdeling Longziekten in het HagaZiekenhuis. Inmiddels werkt ze bij Spoedzorg Haaglanden, waar ze acute, ongeplande zorg verleent – zorg die niet tot de volgende dag kan wachten.
‘Ik heb hier een Nederlandse vrouw ontmoet, zij is mijn oma geworden. Ik heb haar verzorgd tot ze 102 jaar oud was. Zelf was ik toen begin twintig. In die tijd ontdekte ik hoe leuk ik het vind om voor mensen te zorgen, om contact met ze te hebben. Het gaf me een goed gevoel om echt iets voor iemand te kunnen betekenen.’
‘Ik heb zelf geen vaste patiënten, maar word ingezet wanneer er acuut iets aan de hand is. Het is een drukke functie: je moet van alles weten en van alles kunnen. Wij zijn de achterwacht voor mensen met een alarmknop thuis, waar ze bijvoorbeeld op drukken na een val. Ook kan ik gebeld worden door de wijkverpleging en verschillende thuiszorginstellingen als het hen niet lukt om een handeling uit te voeren, zoals het inbrengen van een katheter. Daarnaast staan we in contact met de huisartsenpost en zijn we de achterwacht voor palliatieve patiënten. Zij krijgen 24 uur per dag zorg. Dus als een patiënt pijn heeft, is het alleen maar een telefoontje, en dan ben ik er zo snel mogelijk.’
‘Zelfstandigheid, de wil om je te blijven ontwikkelen en goed kunnen analyseren; doordenken en doorvragen. Je moet kritisch kunnen redeneren. Het is heel belangrijk om niet in een tunnelvisie te gaan, om te denken dat je het wel weet. En je moet goed kunnen samenwerken met je collega’s.’
‘Die samenwerking is binnen mijn team ook heel belangrijk. Ik werk nachten en avonden. In de nacht zijn we meestal met vier collega’s, ieder met een eigen auto. In dit werk is het heel belangrijk om snel te handelen. Dat betekent ook: op tijd hulp inschakelen als iets je niet alleen lukt. Laatst was ik bij een patiënt die was gevallen. We hebben een racer in de auto; een tilhulp waarmee we mensen kunnen optillen zonder onszelf te belasten. Maar die werkte toen niet, en in mijn eentje kreeg ik de patiënt niet overeind. Dus belde ik mijn collega om me te komen helpen.’
‘Wat ik wel weet, is dat niet iedereen zomaar in de zorg kan werken. Je moet echt hart hebben voor de zorg. Soms moet je over je eigen grenzen gaan voor de patiënt. En rijk word je er ook niet van. Het is vooral heel erg hard werken. Dat gaat je alleen goed af als je echt een hart hebt voor je patiënten.’
‘Het allermooiste vind ik de dankbaarheid die ik terugkrijg van patiënten. Laatst hielp ik ’s nachts een vrouw die was gevallen. De volgende dag belde ze terug om te zeggen hoe blij ze was dat ik gekomen was.’
‘De oppas regelen. Ik kon alleen studeren dankzij mijn moeder en mijn man, die toen bij mijn kind konden zijn. Nu ik nachtdiensten draai, is mijn kind nog steeds vaak bij mijn moeder. Veel jonge moeders verlaten de zorg omdat het moeilijk is om werk en gezin te combineren. En dat is jammer, want we hebben al zo’n personeelstekort.’
‘Ik hoor dat vaak, maar bij ons werken juist veel mannen. Jong, oud, ook mannen die na hun pensioen nog doorgaan. Zorg is niet voor vrouwen of mannen. Zorg is voor mensen die er hart voor hebben. En mannen kijken soms net met een andere blik, dat heb je ook nodig. Samen zijn we sterker.’
‘Ik ben een perfectionist. Ik vond altijd dat ik meer moest doen, dat ik nog niet goed genoeg was. Tot een collega tijdens mijn stageperiode tegen me zei: “Sahar, je moet in de spiegel kijken en op je schouders tikken. Je mag trots zijn op jezelf. Want je kan al heel veel, terwijl je dit werk nog niet lang doet.” Toch vind ik het nog lastig om mijn perfectionisme los te laten. Nog steeds ben ik op zoek naar feedback: wat kan beter? Daar leer ik van. Maar ik probeer ook te kijken naar wat ik wél goed doe. Een katheter inbrengen doe ik met mijn ogen dicht.’
‘Je moet niet op de zorg bezuinigen. Wij werken met mensen: vandaag is het misschien jouw moeder, morgen ben jij het zelf. Dan hoop je op goede zorg. Maar als wij ziek zijn, is het een drama om vervanging te vinden. Tijdens corona kregen we applaus, maar daar hebben we niks aan. Ik hoop dat mensen écht anders naar de zorg gaan kijken.’
Meld je snel en gratis aan voor de BNNVARA nieuwsbrief!