AARD: Julius werkt met autistische jongeren in een kwekerij
Tussen de reusachtige kwekerijen in Boskoop koopt Julius Booy (30) een klein stukje grond en noemt het Juuls landje. Hij start er een kleine, zelf gerunde zorginstelling waar hij jongeren met moeilijk verstaanbaar gedrag dagbesteding biedt. Julius biedt ‘zijn jongens’ specifieke zorg die buiten de zorghokjes van de gemeente omgaat; ‘Als je écht aandacht geeft aan de persoon, zie je vanzelf groei.’
‘Iedereen uit mijn familie werkt in en rondom de landbouw. Mijn vaders is boomkweker en landschapsarchitect, mijn moeder is tuinarchitect en geeft ook aan hoveniersstudenten op een mbo-opleiding. Heel wat ooms hebben kwekerijen hier in Boskoop. Ik voelde me niet verplicht om ook in deze sector te gaan werken, sterker nog; ik moest er niet aan denken.’
‘Toen ik achttien werd ben ik gelijk begonnen in de zorg. Ik heb bij veel verschillende instellingen en groepen gewerkt. Van een agressiegroep op een gesloten afdeling tot patiënten die echt heel beperkt waren. Zij zaten in rolstoelen, aan beademingsapparaten of kregen sondevoeding. Ik ben blij dat ik dat gedaan heb, want ik heb een hele brede visie gekregen van de zorg in een vrij korte tijd. Ik kreeg bij een oude werkgever al eerder de kans om dagbesteding te bieden op een kwekerij, maar heb besloten dit zelf op te starten. Ik had namelijk een andere visie dan de meeste leidinggevenden op mijn eigen werkplek. Ik wilde meer investeren specifieke zorg, zoals voor zwaar autistische jongens.
Een eigen landje
‘In Boskoop ging het vinden van een stukje grond heel makkelijk. Ik hoefde alleen maar aan een van mijn ooms te vragen: ‘Hey Dirk, ik zoek een stukje tuin, heb je nog wat over?’ Vrij snel had ik dit landje gevonden. Dat klinkt ideaal, maar het was hier een enorme bende. Echt niet normaal. Er lagen potten, plastic zeilen, de schuur stond tot de nok vol met spullen. De oude eigenaar verzamelde echt alles! Je moest er zo zwaar doorheen kijken om er iets in te zien. Maar ik voelde dat ik het moest kopen.’
‘Ik viel voor dit stukje grond omdat er al heel veel bakken stonden voor de gewassen. Alles was structureel ingedeeld, autisten houden daarvan. Je kan ze dan een taak geven per bak, er zit een begin en een einde aan, dat werkt perfect voor die jongens.’
De jongens
‘Toen had ik opeens een stuk land, mijn eigen 0,7 hectare vol rotzooi. Gelukkig was ik in contact gebleven met een cliënt die ik had leren kennen bij één van mijn oude werkgevers. Die jongen kwam als eerste mij als helpen op Juuls Landje. Daarna ben ik gaan samenwerken met een instelling hier in de buurt en zijn er steeds meer jongens bij gekomen.’
‘De jongens die hier komen tonen moeilijk verstaanbaar gedrag, dat betekent dat ze naast autisme ook agressie vertonen. Dat maakt het gedrag ‘moeilijk’. Ze hebben meestal al een lang traject aan instellingen achter de rug. Gemeentes krijgen namelijk honderd procent budget van de overheid, maar het grootste deel gaat naar grote instellingen. Een gemeente kan daarmee zeggen: ‘Wat je kind ook heeft, wij kunnen zorg bieden.’ Maar dat is niet zo, de jongens die hier werken passen niet op grote instellingen. Zij hebben specifieke behandeling nodig en veel aandacht.’
‘Een voorbeeld daarvan is één van mijn cliënten. Hij werd aan mij voorgesteld als de moeilijkste jongen van de gemeente Alphen. Het is een klein ventje en hij is twaalf jaar oud. Hij heeft overal gezeten waar je kan bedenken qua zorginstellingen. Hij is voorheen regelmatig gefixeerd geweest; dan houden ze je vast en duikt een hele boel personeel erboven op. Als je nu hem nu te lang vasthoudt, al is het maar stoeien of spelen, dan kan hij flauwvallen. Een soort trauma. Hier valt het reuze mee met zijn gedrag, af en toe kan hij een beetje vervelend zijn als er iets verandert. Maar daar is helemaal niks mis mee.’
‘Helaas vinden gemeentes specifieke zorg ingewikkeld. Ik kan de jongens meer bieden, maar sta niet ingeschreven als zorginstelling. Eigenlijk kom je dus als kleine zorginstelling er heel moeilijk tussen, terwijl je wel een oplossing kan zijn voor deze jongens. Ouders zijn ook vaak verrast als ze horen dat ik geen wachtrij hebben. Ze geloven dat haast niet omdat ze niet anders gewend zijn.’
Eigen tempo
‘Elke dag om acht uur staat mijn wekker. Ik sta dan op en begin met het voorbereiden van de dag. We hebben een planbord, daar schrijf ik op wat we gaan doen die dag. De eerste jongens komen dan al om negen uur samen met de begeleiders. Vervolgens gaan we van half tien tot twaalf in de tuin werken of klussen. Daarna hebben we lunch en dan tot half drie is het een rustmoment. Dan gaan ze spelletjes spelen, even achter de Playstation of kanoën. Dat doen ze ook heel graag. In de winter zijn we vaker in de schuur, daar ondernemen we met slecht weer andere activiteiten zoals; de schuur opruimen, uilenkasten maken of koken. We verzinnen altijd wel wat. ‘
‘Op Juuls landje bieden we iedereen zijn eigen tempo. Als je aandacht geeft aan de persoon, laat merken dat ze niet een nummertje zijn, zie je vanzelf groei. In plaats van dat je van een standaard uitgaat en ze daar beneden presteren. Geen stress aan je kop scheelt voor iedereen. Als je hier niet lekker in je vel zit, zoek je even een rustig plekje op. Ik laat ze gerust even pitten in een pipowagen of trampolinespringen achter op het erf. Daar zijn we niet moeilijk over. Er moet echt wel gewerkt en wat gedaan worden, maar ik ga hier niet de dril sergeant uithangen.’
Werknemers
‘Er werken hier nu zeven zzp’ers en een stagiaire. De zzp’ers hebben allemaal behoorlijk veel ervaring in de zorg, dat is hier echt een must. Daarbij hebben ze allemaal met zware agressie gewerkt. Ze worden niet bang als er een stoel wordt gegooid. Als er bij ons een stoel wordt gegooid, betekend dat niet dat de cliënt niet meer mag komen. Nee, wij koppen de stoel (figuurlijk) gewoon terug en we lossen het op.’
‘Daarnaast vind ik het belangrijk dat naast het werk als zorgmedewerker, de zzp’ers ook iets anders kunnen bijdragen aan Juuls Landje. Eén begeleider is bijvoorbeeld timmerman geweest, dat vind ik top. Die jongens moeten wat kunnen leren. Het kan zijn dat het met hun hoofd niet lukt maar ze kunnen genoeg met hun handen. We hebben ook een electriciën, een imker, een vogelaar en een kok. Eerst konden ze geen ei bakken en nu maken ze de lekkerste (broodjes) bapao. Zo leren ze hier nog veel meer dan alleen werken met de dieren of in de tuin.’
De tuin
‘In het voedselbos staat een Franse uiensoepboom, verschillende soorten kweekperenbomen, amandelbomen, appelbomen, een fazantenbes; die smaakt naar chocola, fluweelbomen en witte frambozen. Soms sluit ik dealtjes voor planten en bomen met bijvoorbeeld kwekerijen die stoppen of reis ik helemaal naar een adresje in Limburg waar ik goedkoop blauwe bessenstruikjes kan scoren. We hebben trouwens ook nog een omgevallen boom waar Shiitake in groeit. Eigenlijk hebben we alles, of nou ja, heel veel. Al het fruit wat wordt geoogst gaat naar de families van de jongens of wordt voedsel voor onze varkens. Misschien willen we het dit jaar wel meer van de oogst verkopen, want ik krijg als het goed is ook nog negentig liter aan honing. We hebben namelijk zes bijenkasten. Maar wat ik hieraan verdien gaat direct weer terug in de jongens of in de tuin.’
‘Om de biodiversiteit te verbeteren haal ik hier en daar wat tegels weg. Daar kunnen insecten hun ding gaan doen. We hebben loopeenden want die eten onze slakken op en de ganzen zijn mijn grasmaaiers want die eten het gras op. De kippen eten weer insecten. We gebruiken geen pesticide, geen gif, dat wil ik echt niet. We hebben ook een helefietenfilter voor in de wasbak. Als we dan de afwas doen dan komt het sop in een bak, daar staan waterplanten in die het water vervolgens zuiveren.’
Toekomst
‘In de toekomst willen we misschien vanuit Juuls Landje een restaurant beginnen. Zo kunnen we alles wat we hier verbouwen verwerken tot lekkere gerechten. Daarnaast wil ik groeien; een groter voedselbos of misschien een stuk land bijkopen. Dan kunnen we daar 1 á 2 ‘tiny houses’ op bouwen. Ik krijg namelijk heel vaak de vraag van ouders of hun kind hier voor een paar nachten mag slapen. Dat is leuk voor de jongens maar ook fijn voor de ouders om ze even van hun zorg te ontzien.’
‘In de toekomst hoop ik ook uit te breiden qua cliënten. Ik heb nog genoeg ruimte.De jongens die hier nu komen zijn tussen de 12-22 jaar oud. Alss het aan mij ligt mogen ze hier voor altijd blijven. Helaas geldt dat niet overal in de zorg. De overheid denkt dat als je achttien bent je volwassen bent, dan stopt het budget helaas ook. Dat is onzin. We weten namelijk allemaal dat ook al ben je een harstikke pientere achttienjarige, volwassenheid pas met de jaren komt. Al helemaal bij deze jongens. Hier zijn ze altijd welkom, welke leeftijd ze ook hebben. ‘
Niet altijd makkelijk
‘Wat mij heel erg goed doet is zien dat de jongens het hier naar hun zin hebben. Wat ik al zei; ze komen vaak uit lange zoektochten naar de juiste zorginstelling, als ze dat dan bij mij vinden; dan kan ik mijn geluk niet op. Maar het is niet altijd makkelijk hier, soms gaan ze wel over je grenzen heen. Dat is moeilijk. Je kan je echt verliezen in dit werk, de zorg is een complex werkveld. Als jij alle dagen van het jaar je rug recht kan houden vind ik je een knappe vent.’
‘Het kost daarbij gewoon veel energie. Ik ben iemand die zich 140% inzet, dan moet er iemand zijn die op de rem trapt. Dan kan ik zelf niet, maar mijn vriendin gelukkig wel. Ik ben hier bijna alle dagen van het jaar, op twee weken in december na. Ik vind het lastig om het landje in de steek te laten als ik op vakantie ga. De vakantie vind ik echt heel leuk, maar het terugkomen nog leuker. Dan zie ik de jongens weer, de tuin die gegroeid is en ben ik helemaal blij.’