Met het overlijden van Dries van Agt, Jan Terlouw en Hans Wiegel in korte tijd – en eerder al Joop den Uyl – nemen we afscheid van een generatie politici die het politieke landschap decennialang kleur gaf. Niet alleen met hun standpunten, maar vooral met hun overtuiging, herkenbaarheid en morele kompas.
Zij maakten politiek niet tot een technisch bedrijf of een middel voor persoonlijk succes, maar tot een levenshouding. Een strijd voor ideeën, gevoed door levenservaring en maatschappelijke betrokkenheid.
Joop den Uyl, de visionaire leider van de PvdA in de jaren ’70, geloofde heilig in de maakbaarheid van de samenleving. Hij was een bevlogen spreker, vaak bekritiseerd om zijn ernst en belerende toon, maar altijd gedreven door een diep geloof in rechtvaardigheid. Zijn beroemde uitspraak – “In den beginne was er geen onderscheid tussen persoonlijke en politieke betrokkenheid” – vat het ethos van deze generatie perfect samen. Politiek was iets wat je was, niet iets wat je deed.
Zijn christendemocratische opponent Dries van Agt stond net zozeer bekend om zijn eloquentie als om zijn gewetensvolle koerswijzigingen. Van Agt transformeerde van premier tot activist voor internationale mensenrechten. Hij brak publiekelijk met zijn eigen partij toen het ging over Palestina, een besluit dat hij nam vanuit persoonlijke overtuiging, niet partijdiscipline.
Jan Terlouw – natuurkundige, schrijver, staatsman – bracht idealisme en redelijkheid samen. Zijn pleidooien voor vertrouwen en duurzaamheid spraken generaties aan. Zijn verhaal over het touwtje uit de brievenbus is inmiddels legendarisch geworden: een metafoor voor sociale samenhang en wederzijds vertrouwen, iets wat vandaag vaak ver te zoeken is.
En dan Hans Wiegel. Geen ideoloog, maar een meester in het politieke spel, met een ongekend gevoel voor timing, humor en publiek contact. Hij stond lijnrecht tegenover Den Uyl, maar ze respecteerden elkaar diep. Wiegel was de belichaming van een tijd waarin tegenstellingen scherp waren, maar niet vervreemdend. Waarin politiek nog kon polariseren zónder te ontmenselijken.
Wat deze generatie verbond, ondanks hun onderlinge verschillen, was herkenbaarheid. Ze waren geen grijze bestuurders in maatpakken, maar mensen van vlees en bloed. Je wist waar ze voor stonden. Ze hadden een verhaal, een stijl, een gezicht.
Ze deelden ook een morele helderheid. Niet onfeilbaar – integendeel – maar wel overtuigd. Ze wisten waarom ze de politiek waren ingegaan. Hun keuzes waren geworteld in persoonlijke geschiedenis, idealen, en vaak ook offers. Ze durfden impopulair te zijn als dat nodig was. Ze maakten fouten, maar ze kozen zélf.
En bovenal: ze hadden een maatschappelijke drive. Deze generatie was gevormd door oorlog, wederopbouw, de strijd om emancipatie. Ze hadden geen Instagram, maar wel inhoud. Ze vertrouwden op rede, debat en visie – niet op algoritmes.
In een tijd waarin het vertrouwen in de politiek historisch laag is, is de vraag wat wij van deze generatie kunnen leren geen overbodige luxe. Want politieke vernieuwing begint niet bij een ander logo of een fris gezicht, maar bij de vraag: waar sta je voor? En: voor wie doe je het eigenlijk?
De generatie van Den Uyl, Van Agt, Terlouw en Wiegel is niet te kopiëren. Maar hun erfenis – van overtuiging, moed en menselijke politiek – verdient meer dan een nostalgische terugblik. Ze vraagt om opvolging. Durft iemand die fakkel nog op te pakken?
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.