Het lijkt soms of we niet meer kunnen geloven dat er nog een reëel alternatief voor het kapitalisme bestaat. De echo van Thatchers There is no alternative heeft de neiging om ons te verlammen. Maar er bestaan al sinds de opkomst van het industrieel kapitalisme in de 19e eeuw verrassende concrete utopieën en alternatieve praktijken, die we onder de verzamelnaam socialisme kunnen aanduiden.
Het stimuleert ons om de talloze mythen die ons in het systeem gevangen houden te ontmaskeren en na te gaan hoe we zelf kunnen bijdragen aan een nieuwe economie, waarin we niet meer uitgebuit worden en naar de pijpen van het management hoeven te dansen.
In Europa waren vele landbouw- en weidegronden in de feodale tijd in gemeenschappelijk bezit. In Nederland werden dat Meenten genoemd. Uiteindelijk kwamen die in de 18e en 19e eeuw in privaat bezit. Hetzelfde gebeurde in Engeland en werden deze Commons omheind (Enclosure).
In het tsaristische Rusland bestond een ‘mir’, een dorpsgemeenschap waar het land gemeenschappelijk bezit was, maar door individuele families werd bewerkt. Marx meende op het eind van zijn leven dat dit systeem de basis kon vormen voor een socialistische opbouw van de samenleving.
De utopisch socialisten propageerden communes die op collectief eigendom gebaseerd waren. Marx dacht op een bepaald moment dat het kapitalisme onvermijdelijk ineen zou storten een socialistische apotheose zou krijgen. De arbeiders kregen het paradijs zo in de schoot geworpen. Later kwam hij op dit determinisme terug en spoorde hij de arbeiders aan in opstand te komen om het beheer van de bedrijven voor hun rekening te nemen en de staat te veroveren, bijvoorbeeld door algemeen kiesrecht te eisen en op de eigen arbeiderspartijen te stemmen.
Uiteindelijk raakte hij gecharmeerd van de praktijken van de Commune van Parijs, waarbij vooral arbeiders uit hun midden een Raad kozen die hun belangen vertegenwoordigden en progressieve veranderingen doorvoerden.
Tijdens de februari-revolutie van 1917 werd er in Petrograd en Moskou geëxperimenteerd met het zogenaamde Radencommunisme, waarbij fabrieksarbeiders, boeren en legergarnizoenen uit hun midden vertegenwoordigers in een centrale raad (Sovjet) werden afgevaardigd. Deze aanvankelijk veelbelovende nieuwe organen werden al snel door de partijbonzen (Lenin en Trotsky) van de boljsewieken opgeheven.
In Rochdale in het noorden van Engeland, richtte een groep handelaren in 1844 de eerste verbruikerscoöperatie op: ‘De Vereniging van de Rechtvaardige Pioniers van Rochdale’. Ze openden een gehuurde kruidenierswinkel. Autonome leden oefenden democratische controle uit. Er werd door de verschillende coöperaties samengewerkt.
In 1956 wordt in het Baskische stadje Mondragón een productiecoöperatie opgericht die inmiddels is uitgegroeid tot een Federatie van 95 autonome coöperaties. Met 80.000 medewerkers en een jaaromzet van 11 miljard is het de grootste industriële werknemerscoöperatie ter wereld. De medewerkers zijn eigenaar van het bedrijf en hebben er de volledige zeggenschap over. Ze zijn tegelijkertijd werknemer en ondernemer. De werknemers bepalen collrectief waar en wanneer er wordt geproduceerd, hoe er wordt geproduceerd, wat er wordt geproduceerd, en ook wat er wordt gedaan met de winst van hun arbeid.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.