In het huidige klimaat lijkt het onderscheid tussen antizionisme en antisemitisme een verloren kunst. De begrippen worden vaak op één hoop gegooid, en dat is niet alleen intellectueel lui, maar ook gevaarlijk. Het laat geen ruimte voor gerechtvaardigde kritiek op Israël, terwijl het antisemitisme bagatelliseert. Deze nuance is van cruciaal belang, niet alleen voor het debat, maar ook voor de bescherming van mensenrechten – zowel hier in Nederland als in Gaza.
Als trotse D66’er heb ik dit dilemma persoonlijk gevoeld. In februari 2024 stuurde ik een tweet met een oproep aan mijn partijgenoot en minister van Defensie, Kajsa Ollongren, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof. Dit oordeelde dat de uitvoer van F-35-onderdelen naar Israël een risico op ernstige schendingen van het humanitair recht inhield. Mijn woorden waren scherp: “Beste Kajsa, het kabinet waarvan jij deel uitmaakt, het ministerie dat jij leidt, en jij als democraat en lid van D66 handelen in strijd met het internationaal recht. Doe ons land dit niet aan. Doe onze partij dit niet aan.”
Eerder, in november 2023, tweette ik: “Ziekenhuizen bombarderen met het excuus dat er tunnels onder zitten. Wat zat er onder ambulances? Hoeveel meer ziekenhuizen moeten plat? Wanneer nemen D66-ministers afstand van Rutte en zijn kabinet?” Deze uitspraken waren geen kritiek op Joden of Israëlische burgers, maar op het beleid van een staat die fundamentele grenzen overschrijdt.
Toch kreeg ik reacties naar aanleiding van mijn column eerder op dit platform, Links, tijd voor een reality check: de achilleshiel in het integratiedebat, die getuigen van een schrijnend gebrek aan begrip. Sommige mensen riepen dat ik “terug naar Turkije” moest, terwijl ik daar niet vandaan kom. Anderen suggereerden dat ik een Israëlisch paspoort moest aanvragen. Deze reacties maken pijnlijk duidelijk hoe weinig ruimte er is voor een gebalanceerde kijk op dit complexe thema. Het opkomen voor Joodse Nederlanders, zoals ik het deed in mijn column, die geconfronteerd worden met antisemitisme maakt je geen Netanyahu-aanhanger. En kritiek op het Israëlische beleid betekent niet dat je antisemitisch bent.
Je kan Israëls acties in Gaza genocide noemen, terwijl je tegelijkertijd geweld tegen Joden onomwonden afkeurt. Antizionisme en antisemitisme opzettelijk vermengen vertroebelt het debat en maakt gerechtvaardigde kritiek op Israël vrijwel onmogelijk. Het gebrek aan nuance heeft desastreuze gevolgen. Het zorgt ervoor dat mensen zoals ik, die zowel antisemitisme willen bestrijden als kritiek willen uiten op Israël, worden weggezet als hypocriet of erger. Het creëert een klimaat waarin complexe problemen gereduceerd worden tot zwart-witstellingen, en dat helpt niemand. Juist nu moeten we erkennen dat antisemitisme en kritiek op Israël niet hetzelfde zijn, en dat het mogelijk is om beide onderwerpen apart én serieus te behandelen.
We moeten een samenleving zijn waarin antisemitisme onverbiddelijk wordt bestreden, terwijl we ook de genocide in Gaza bij naam durven noemen. Die twee dingen hoeven elkaar niet uit te sluiten. Het beschermen van Joodse Nederlanders tegen haat is niet in tegenspraak met het erkennen van het lijden van Palestijnen. Sterker nog, het is onze morele plicht om beide te doen.
Zolang we blijven weigeren dit onderscheid te maken, blijven we steken in een destructief debat. Een debat waarin antisemitisme wordt gerelativeerd en genocide wordt genegeerd. Dat is niet alleen oneerlijk, maar ook gevaarlijk. Als je genocide ziet, moet je het benoemen. En als je antisemitisme ziet, moet je het bestrijden. Het een mag nooit als excuus dienen om het ander te ontkennen.
Mijn oproep is simpel: laten we ruimte maken voor nuance. Niet alles hoeft zwart-wit te zijn. Het is mogelijk – nee, het is noodzakelijk – om op te komen voor de veiligheid van Joodse Nederlanders én om je uit te spreken tegen de gruweldaden in Gaza. Als we dat niet doen, verliezen we niet alleen het debat, maar ook onze menselijkheid.