Als ik door het buitengebied fiets dan zie ik bijna alleen maar Oost-Europeanen werken op het land in de agrarische sector. Langs de weg als het gaat om onderhoud van wegen en infrastructuur maar ook in de bouw werken voornamelijk mensen met een kleurtje of migratieachtergrond. De groep waar de meeste aandacht naar uitgaat zijn mensen met een asielachtergrond. Toch is bij arbeidsmigratie de meeste winst te behalen als het gaat om bevolkingsgroei.
Kijk naar de Oekraïense vluchtelingen. Omdat zij gevrijwaard zijn van allerlei barrières heeft na een jaar al meer dan de helft een baan. Door niet te beknibbelen op en te frustreren bij de opvang en te zorgen dat mensen snel deel kunnen nemen aan het arbeidsproces en zo te integreren. Een ding is de laatste twee eeuwen duidelijk geworden: als ondernemend Nederland zijn we niet in staat of bereid de arbeid te leveren die er in de volle breedte van de samenleving nodig is.
Arbeidsmigratie is hier een eeuwenoud verschijnsel. Voor Nederland geldt dat het als handelsland altijd veel arbeidsmigranten heeft gekend. Vanaf het eind van de 16e eeuw tot eind 17e eeuw verhuisden zo’n 100.000 mensen uit het zuiden van Europa naar Nederland. Een kwart tot de helft van de zeelieden, soldaten en andere werknemers die in de 17e en 18e eeuw voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) naar Azië vertrokken, was afkomstig van buiten Nederland. De extra arbeidskrachten waren goed voor de economie, en vulden de tekorten aan eigen mensen aan. Maar ook toen was er kritiek: hadden die nieuwkomers wel de juiste mentaliteit? En hoeveel verscheidenheid kon ons land eigenlijk aan? Vaak werden beperkingen opgelegd, zo was het voor nieuwkomers uit andere landen of gewesten dikwijls niet mogelijk om lid te worden van een gilde of om een politieke of ambtelijke functie te bekleden.
Na de rijke Gouden Eeuw nam het aantal arbeidsmigranten af. Maar in de twintigste eeuw bloeide het weer op. In de Limburgse kolenmijnen werden arbeidsmigranten verwelkomd en tussen 1920 en 1940 kwamen bijna 200.000 buitenlandse vrouwen naar Nederland om hier als dienstbode te werken. In de zestiger jaren van de twintigste eeuw werden migranten uit Zuid-Europa, Turkije en Marokko aangetrokken om voornamelijk laaggeschoold werk te verrichten. De bedoeling was dat ze hier tijdelijk zouden verblijven, en daarom waren er voor huisvesting maar minimale voorzieningen. Die werden geregeld door de bedrijven waar de migranten te werk waren gesteld. De situatie van schrale voorzieningen duurt voort, en is zelfs verslechterd, omdat nu 60 tot 70 procent van de migranten werkzaam is via een uitzendbureau, en de bedrijven waar de migranten werken het huisvestingsprobleem van zich afschuiven. Kortom, ons land wil wel profiteren van de lusten, maar niet de lasten dragen van arbeidsmigranten.
Er valt dus het nodige te verbeteren, waarbij zowel overheid, werkgevers als belangenorganisaties aan zet zijn. De verwachting is dat de behoefte aan arbeidsmigranten in de toekomst toeneemt, gezien de huidige tekorten in veel sectoren (onderwijs, zorg, bouw, OV, vuilophalers, installatietechniek). De rijksoverheid zegt dat de positie van de driekwart miljoen arbeidsmigranten verbeterd moet worden en wil misstanden aanpakken. Het gaat dan om betere registratie van arbeidsmigranten, betere huisvesting (gemeenten gaan 4.700 extra woningen bouwen); opvangen ziektekosten (medische kosten vergoeden); certificering van uitzendbureaus; meer toezicht en handhaving. Tegelijkertijd waarschuwt de overheid dat dit niet van de ene op de andere dag geregeld zal zijn. Misstanden zullen voorlopig nog voorkomen.
De werkgevers leggen de bal vooral bij de overheid. De vakbonden zijn hard aan het werk om de schrijnende situaties waarin arbeidsmigranten verkeren aan te pakken. Zo zijn in de cao met het LTO voorwaarden voor huisvesting vastgelegd. Het gaat daarbij om het soort en de kwaliteit van verblijf, de staat van onderhoud en het aantal vierkante meters per persoon. De kosten voor huisvesting mogen tot maximaal 20 procent van het minimumloon worden ingehouden.
Niet alle arbeidsmigranten kunnen over een kam worden geschoren. Zo zijn er voor de ongeveer 200.000 expats in ons land doorgaans goede voorzieningen getroffen. Het zijn vooral de laaggeschoolde werknemers die vaak slecht behandeld worden. De vraag is of de huidige (voorgenomen) maatregelen volstaan om hun situatie te verbeteren, Zolang er grote tekorten zijn op de woningmarkt, of er schijnconstructies mogelijk zijn om minder uit te betalen of meer kosten door te berekenen dan wettelijk mag.
Als het aanbod van vooral laaggeschoolde arbeidskrachten uit andere landen bijna onuitputtelijk is, lijkt de noodzaak om echt actie te ondernemen klein. Maar vanuit humanitaire overwegingen, en ook om verdere tweespalt in de samenleving te voorkomen is het toch nodig om proactief de situatie van veel arbeidsmigranten te verbeteren, en te zorgen dat hun minimale kwaliteit van leven gelijk is aan die van de autochtone werknemers. Of er moet drastisch werk van gemaakt worden om Nederlanders de rotbaantjes zelf op te laten knappen en de expats niet te verwennen. Dan wordt er misschien ook wat meer Nederlands in stadcentra gepraat.
Kortom: terugdringen van migratie heeft alles te maken met het eigen boontjes leren doppen en de ondernemende profiteurs een halt toe te roepen.