De regering meldde eind mei aan de Tweede Kamer dat het twee vergunningen voor de export van militair materieel naar Egypte heeft verstrekt aan wapenbedrijf Thales, met een totale waarde van €72,5 miljoen. De leveringen van apparatuur en technologie voor communicatie-, radar- en commandosystemen, via Duitsland respectievelijk Zuid-Korea, voor kustwachtschepen van de marine sluiten aan bij eerdere soortgelijke grootschalige wapenexporten aan Egypte en andere landen met autoritaire regimes in de afgelopen jaren. Steevast delven mensenrechten daarbij het onderspit tegenover de belangen van de wapenindustrie, zo blijkt nu ook uit de bij de Kamerbrief gevoegde Beslisnota.
Situatie in Egypte
“De mensenrechtensituatie in Egypte wordt steeds slechter”, aldus Amnesty. Dit uit zich vooral in harde repressie tegen kritische journalisten, activisten en politieke oppositie, waarvan tienduizenden in gevangenissen belanden waar marteling en mishandeling aan de orde van de dag zijn. Human Rights Watch vult dit aan met meldingen over het lastig vallen van familieleden van dissidenten in het buitenland en het vervolgen van LHBTI-personen, vrouwelijke social media influencers en overlevenden van seksueel geweld. Er is dan ook nog steeds een in 2013 ingesteld niet-juridisch bindend EU-wapenembargo tegen Egypte van kracht.
De Egyptische marine, de ontvanger van de Nederlandse wapenexporten, maakt zich eveneens schuldig aan mensenrechtenschendingen, zo blijkt uit berichtgeving van de Volkskrant en Lighthouse Reports. Het gaat dan bijvoorbeeld om betrokkenheid van marinepersoneel bij de uiterst repressieve militaire aanwezigheid in de Sinaï-woestijn en, meest concreet, om (dodelijk) geweld tegen en arrestaties van Palestijnse vissers uit Gaza. De Egyptische marine beschiet regelmatig Palestijnse vissersboten en onderwerpt gevangengenomen vissers aan martelingen, waaronder elektrische schokken.
De Egyptische kustwacht is daarnaast betrokken bij mensenrechtenschendingen tegen vluchtelingen. Een feit dat de Europese Commissie er niet van weerhield vorig jaar €80 miljoen aan Egypte toe te kennen om de capaciteiten van de kustwacht te versterken, onder meer voor het aanschaffen van surveillancematerieel, om te voorkomen dat mensen vanuit Egypte de oversteek naar Europa proberen te maken.
Wapenexporten versterken regime
De regering heeft de afgelopen jaren wapenexporten naar Egypte vaak toegestaan door te beweren dat de marine niet bij mensenrechtenschendingen betrokken is. Dat standpunt is dus inmiddels wel weerlegd, maar zou anders ook onhoudbaar zijn geweest. Het leveren van wapens aan een onderdrukkend, mensenrechtenschendend regime draagt hoe dan ook bij aan het legitimeren en versterken van dat regime, en aan de functie van de krijgsmacht daarbinnen. In het geval van Egypte komt dit bovendien tot uiting in de (wettelijk vastgelegde) invloed die het leger heeft op politieke besluitvorming en het landsbestuur, en in de grip die deze heeft op de binnenlandse economie, waar de top van de krijgsmacht hardnekkig aan wil vasthouden.
Belangen wapenindustrie gaan voor
De mensenrechtensituatie in Egypte is de regering natuurlijk niet onbekend. Het laatste algemene ambtsbericht, van november 2021, stelt onomwonden: “De afgelopen jaren verslechterde de algehele mensenrechtensituatie in Egypte en die in Egyptische gevangenissen”, en: “Het regeringsbeleid onder leiding van president al-Sisi werd gedurende de verslagperiode restrictiever.” Ook in de Kamerbrief over de huidige wapenexportvergunningen wordt dit niet ontkend. Specifiek vermeldt de regering hierin ook de berichten over mensenrechtenschendingen door de marine bij het hardhandige optreden tegen Palestijnse vissers. Bij discussies over eerdere wapenexportvergunningen werden dergelijke berichten door de regering nog verzwegen of ontkend.
Vervolgens worden deze bezwaren echter simpelweg van tafel geveegd, omdat niet “kan worden vastgesteld dat de Egyptische marine de kustwachtschepen en de te leveren radarsystemen zal gaan inzetten bij begaan van mensenrechtenschendingen”, waardoor er “er geen duidelijk risico [kan] worden vastgesteld dat de goederen bij het begaan van mensenrechtenschendingen worden ingezet.” Zo wordt van het mensenrechtencriterium bij de toetsing van wapenexporten een lachertje gemaakt. Alleen als de Egyptische regering expliciet had laten weten de te leveren goederen voor mensenrechtenschendingen te gaan gebruiken was er blijkbaar sprake geweest van een ‘duidelijk risico’.
Het valt op dat dit geen eensluidend advies vanuit het ambtenarenapparaat is, zo blijkt uit de Beslisnota. Een deel van de geraadpleegde ambtenaren stelt dat de toetsing negatief zou moeten uitvallen en er dus geen wapenexportvergunning verstrekt zou moeten worden. De regering gaat hieraan voorbij en wijst in de rest van de overwegingen vooral op de positieve aspecten van de export voor Nederland en de wapenindustrie. Het gaat dan om het belang van een veilige doorvaart voor commerciële schepen door het Suezkanaal, maar vooral om het feit dat de vergunning Thales in staat stelt om samen te werken met andere Europese wapenbedrijven. Het kan zich daarmee als ‘gelijkwaardige partner’ positioneren, en “[d]at bevordert de Europese samenwerking en draagt uiteindelijk bij aan de versterking van de Nederlandse krijgsmacht, de Nederlandse en Europese veiligheid.”
Eén van de adviserende ambtenaren verwijst in dit kader expliciet naar kabinetsplannen, in navolging van een door de wapenindustrie ingegeven initiatiefvoorstel van VVD en CDA, om het Nederlandse wapenexportbeleid fors te versoepelen. Volgens dit voorstel zou de Nederlandse regering nagenoeg automatisch exporten van wapenonderdelen, zoals het geval bij deze twee vergunningen, naar andere EU-landen moeten toestaan en dan verder moeten vertrouwen op het wapenexportbeleid van die betreffende landen. Vooruitlopend op een daadwerkelijke wetswijziging zou de regering zich volgens de betreffende ambtenaar nu al moeten schikken naar het exportbeleid van, in dit geval, Duitsland, waar de te leveren apparatuur en technologie in Egyptische kustwachtschepen ingebouwd worden.
De nieuwe wapenexportvergunningen voor Egypte tonen wederom aan dat de regering economisch eigenbelang en de winsten van de wapenindustrie boven mensenrechten stelt. De vergunningen moeten nog in de Tweede Kamer besproken worden. Het is aan parlementariërs om te laten zien dat zij mensenrechten wel serieus nemen, niet willen dat Nederland bijdraagt aan het versterken van het autoritaire regime van Sisi en een stokje steken voor deze schandalige export.