Het werkte, en het gaat de aankomende verkiezingen ook werken zo te zien.
De Nederlandse politieke arena – en in haar kielzog ook de media-arena rondom de politiek - voelt dezer dagen eerder als het Colosseum dan als het Forum. Geen brood, maar spelen. Vooral vanuit de rechterflank, maar niet alleen, gooit men met pittige oneliners naar de concurrent en blaast zichzelf groot en stoer op. Dilemma’s en een uitgereikte hand naar dialoog lijkt uit den boze. Uitstippelen van praktische en haalbare oplossingen voor een land dat op zoveel dossiers stilstaat? Hou maar op.
En toch, terugkijkend naar Super Saturday – ook zo’n spannende branding voor tamelijk brave partijcongressen in de Lage Landen - is de voorlopige winnaar van hearts and minds van de kiezer midden in al die tamtam, de kalme en nuchtere Henri Bontenbal en zijn oersaaie CDA (de trouwe aanhang van Wilders daargelaten). Hoe kan dat nu?
Dit roept bij een waarnemer van politiek-culturele golfbeweging van Nederland in afgelopen drie decennia geen verbazing op, het is eerder een déjà-vu. Hoe symbolisch dat oud-Premier Jan Peter Balkenende het podium besteeg tijdens het partijcongres van het CDA. Hoe veelzeggend dat het verkiezingsprogramma van het CDA anno 2025 “Een fatsoenlijk land” heet. Fatsoen, fatsoen… hebben we dit toverwoord al eerder gehoord? Dat klopt, het kwam midden in de politieke chaos na de moord op Pim Fortuyn in 2002 uit de hoed van CDA’s one and only J.P.: “Fatsoen, moet je doen!”. Het werkte, en het gaat de aankomende verkiezingen ook werken zo te zien.
Wie deze massale terugkeer naar het tamelijk fletse politieke midden wil begrijpen dient zich wat meer te verdiepen in de diepere bronnen van de politieke cultuur in Nederland. Huizinga, ongetwijfeld de meest scherpzinnige cultuurhistoricus die Nederland in de vorige eeuw heeft gekend, kenschets kenschetste Nederland als burgerlijk, zo ongeveer een eeuw eerder. Hij had oog voor de schaduwzijde van deze burgerlijke cultuur – weinig heroïsch als het er echt op aankomt – maar bewonderde ook het gezonde nuchtere en altijd weer naar stabiliteit zoekende hiervan. Het fascisme met al zijn bombastische gebaren, mits niet van buitenaf opgedwongen, zou geen vaste voet krijgen in nuchter Nederland, was zijn taxatie rond 1935. Zowel deze voorstelling als een schaarste aan heroïsch verzet tegen de bezetter en het wegvoeren van Joodse burgers door de bevolking is waarheid geworden.
Bijna een eeuw later, blijkt het geduld van de overgrote meerderheid van de Nederlandse burgers met te veel bombastische politieke oorlogsverklaringen naar de andere partijen en fascistisch gepraat, nog altijd beperkt houdbaar. Vandaar de alsmaar toenemende omarming van de kiezers met “zullen we weer normaal doen op het Binnenhof?” van Bontenbal. Dat stemt ieder die politiek niet als een primaat van ideologische oorlogsvoering ziet, maar als een waardig forum om vanuit ruimte voor verschillen moreel toelaatbare en praktisch haalbare samenwerking aan te gaan, gerust.
Maar niet al te gerust ben ik op een aankomende winst van dit CDA. Voordat je het weet wordt het rentenieren op Huizinga’s wijsheid (en Balkenendes tegelwijsheden), in plaats van het thuisbrengen van Huizinga’s inzichten naar het hier en het nu, naar onze tijd. Een tijd waarin de samenleving niet meer verticaal – verzuild – georganiseerd is, en de kiezer allesbehalve eeuwig trouw is aan een bepaald politiek nest. Voor duurzame stabiliteit kunnen zorgen, in een samenleving met door en door geëmancipeerde en goedgebekte burgers, en ook nog in een super-diverse samenleving is echt heel andere koek.
Na de chaos van het schandalige kabinet-Schoof, valt de burger inderdaad terug op zijn overlevingsreflex, maar als dat niet resulteert in het ontstaan van een nieuwe visie op de spelregels om onze onderlinge verschillen en verscheidenheid te organiseren, komt een volgende, grotere politieke chaos ons tegemoet.
Met onderling wat polderen als politieke bestuurlijke elite kom je er heden ten dage niet. Er is een leiderschap nodig waarbij men zich weet te beheersen om niet eenstemmigheid te willen bedwingen vanuit het verlangen naar saamhorigheid. In het super-diverse Nederland anno 2025 is het onmogelijk om zowel de burger te vragen om autonoom en geëmancipeerd te zijn én om te verwachten dat er geen debatten, scheuring en conflicten zullen ontstaan. Is dat een veel moeilijker te leiden, managen, en besturen samenleving dan die van het tijdperk van Huizinga? Ik zou het niet weten. Wat ik wel weet is dat inclusief leiderschap meer dan voorheen een gave is waarover je moet beschikken om Nederland anno nu duurzaam weer op rails te krijgen. Inclusief leiderschap, ik weet het, het klinkt wellicht zoet en soft, maar in werkelijkheid is het allesbehalve dat. Het is moedig, realistisch en vooral nuchter.
Laat mij met een concreet voorbeeld eindigen. Tussen al die nietszeggende politieke tamtam van afgelopen weekend in, hoorde ik ook een leider al doende, met helderheid van geest en met de juiste insteek, laten zien hoe zo’n inclusief leiderschap eruit hoort te zien. Het was afgelopen zondag bij het Tv-programma Buitenhof en het betrof directeur van Het Mauritshuis Martine Gosselink. In dit specifieke geval ging het over hoe om te gaan met de woke beweging in de museale wereld. Gosselink bleef verre van de oorlogsretoriek van de VVD-voorvrouw tegen de woke beweging. Ze duidde het en plaatste het in een positief emancipatorisch patroon dat we van de vorige eeuw al kennen (vrouwenbeweging, homobeweging). En tegelijkertijd sprak zij, met een gezonde dosis realisme, kritisch naar uitschieters ervan, en met het besef dat dergelijke uitschieters een te grote maatschappelijke kloof kunnen veroorzaken die de samenleving niet dienen.
Hoe Gosselink in Buitenhof specifiek op de impact van de woke beweging in haar werkterrein reflecteert, zou inspirerend moeten zijn voor iedere leider die inclusief en verbindend wil omgaan met verscheidenheid. Ook als het gaat om andere prangende maatschappelijke thema’s. Of het nu om klimaat gaat, asiel- en immigratiebeleid, of kritiek op de multiculturele samenleving of zelfs hoe als land om te gaan met de oorlog in Gaza. Iets meer diepzinnige duiding dan loze retoriek, iets meer geduld en begrip met wat er leeft onder de burgers en conflicterende posities, legitimeert ook dat leiders grenzen stellen aan uitschieters, en de boel bij elkaar houden, of beter gezegd – in onze tijd – om de boel bij elkaar proberen te brengen.
Laat me ter illustratie eindigen met een poging tot een letterlijke weergave van de passage uit dat interview met Gosselink waarop ik doel:
‘Elke vorm van emancipatie gaat gepaard met overdrijven. Dat is altijd al zo geweest. En ook scheuring, en dat is op zich niet zo erg. Kijk naar de vrouwenbeweging of de homobeweging in de vorige eeuw. Alleen als die overdrijving gepaard gaat met een periode waarin het op scherp wordt gesteld, zoals periode waar we nu in zitten, dan is die overdrijving wel moeizaam of moeilijk. Dan voelen heel veel mensen zich vervreemd van musea of voelen irritatie. En dat is jammer. En ik denk dat, als het doorschiet in allerlei vormen die je kunt bedenken, dat die kloof alleen maar groter wordt in de samenleving. En wij willen juist vanuit het museale veld neutraal opereren vanuit het midden en dan is doorschieten van wokisme niet handig in sommige gevallen.’
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.