Vanuit CoMensha hebben we herhaaldelijk aandacht gevraagd voor betere bescherming aan slachtoffers van arbeidsuitbuiting en de tekortkomingen van de huidige aanpak.
Gisteren presenteerde de Rekenkamer een ongekend kritisch rapport, getiteld ‘Daders vrijuit, slachtoffers niet geholpen’. Daarin concludeert de Rekenkamer dat daders vaak vrijuit gaan en dat slachtoffers niet geholpen worden, ondanks de extra financiële middelen, vanaf 2018 oplopend tot structureel 50 miljoen euro per jaar in 2022. Ook de inspanningen van de betrokken ministeries van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid om samen wet- en regelgeving te verbeteren, hebben nog niet tot zichtbare resultaten geleid.
Ferme conclusies die niet uit de lucht komen vallen. Als directeur-bestuurder van CoMensha (coördinatiecentrum tegen mensenhandel) hamer ik er al jaren op dat de huidige aanpak door de Inspectie niet effectief is, daders nauwelijks voor de rechter gebracht worden en slachtoffers niet de bescherming krijgen waar ze volgens wet- en regelgeving recht op hebben.
Vanuit CoMensha hebben we meermaals gewaarschuwd voor afnemende meldingsbereidheid onder slachtoffers, want door met de autoriteiten te praten hebben slachtoffers op dit moment vooral veel te verliezen. Erkende slachtoffers krijgen drie maanden bedenktijd om te beslissen of ze aangifte willen doen. Daarna krijgt deze groep alleen ondersteuning als er een strafrechtelijk onderzoek of proces loopt. Als dat niet doorgaat en de zaak bijvoorbeeld alleen bestuursrechterlijk wordt afgedaan, valt alle ondersteuning weg. Dat brengt slachtoffers van de regen in de drup.
We zien vaak dat zaken bestuursrechtelijk worden afgedaan en/of bij voorbaat niet voor de rechter worden gebracht omdat het Openbaar Ministerie ze niet kansrijk acht. De bewijslast is te hoog en dit soort zaken vragen veel capaciteit. Daardoor gaan daders vrijuit, zoals in de zeer schrijnende zaak van negen Filipijnse truckers waar Nieuwsuur eerder deze maand over berichtte. En slachtoffers worden niet beschermd.
In de afgelopen jaren signaleerde CoMensha een enorme toename van het aantal meldingen van arbeidsuitbuiting vanuit ketenpartners: in 2018 registreerden we 114 meldingen van slachtoffers van arbeidsuitbuiting, in 2019 waren dat er 261 en in 2020 hebben we 449 meldingen ontvangen. Hoewel de Inspectie de wettelijke verplichting heeft om bij CoMensha te melden, is slechts een handjevol meldingen daarvan afkomstig. Met de kennis dat de werkelijke omvang nog vele malen groter is dan de meldingen die wij van ketenpartners ontvangen, is dat buitengewoon zorgelijk.
Dat kan én moet echt anders. Het stemt ons positief dat de Rekenkamer nu tot dezelfde conclusies komt en dat de minister alle aanbevelingen overneemt. We gaan ervan uit dat ze de opvolging krijgen die hard nodig is. Belangrijk is dat het wetsartikel 273f in het wetboek van Strafrecht aangepast wordt en dat ook slachtoffers van arbeidsuitbuiting die als ernstig benadeelde werknemers ‘weggezet worden’ beter beschermd worden. We blijven dit nauwlettend volgen. Want slachtoffers hebben recht op goede bescherming. Laat ze niet voor een tweede keer slachtoffer worden vanwege het systeem.