Er was eens een adelijke telg, die zich niet bepaald ridderlijk opstelde. Zijn naam is Joris de Savornin-Lohman, ook wel bekend als Denkjewel van X. Onze ‘held’ van het oude geld, vond het nodig om een stuk van het Wetenschappelijke Bureau van GroenLinks uit context te plaatsen me de tekst erbij: ‘Wie is hier nou geradicaliseerd?’ Natuurlijk kan Wierd Duk het vervolgens niet laten die tweet te citeren met: ‘Dit is zuiver racisme van GroenLinks en dus verwerpelijk.’
En daar heb je het draaiboek in een notendop: geen inhoud, geen analyse, enkel framing. Want rechts weet dat het niet om feiten gaat, maar om het kapotmaken van taal. Hun “Culture War” leeft niet van argumenten, maar van screenshots, verdraaiingen en clickbait-outrage. Wat niet in hun straatje past, wordt in neonletters tot karikatuur gesloopt en teruggekaatst als bewijs van “woke radicalisering.”
Als Wierd iets racistisch vindt, moet GroenLinks het wel heel bont gemaakt hebben, zullen sommigen nu wel denken. Het stukje dat gescreenshot was, kwam uit een stuk van Sybren Kooistra: “Het patriarchaat staat bovendien niet op zichzelf. Het is verweven met het bredere systeem van imperialisme, witheid en kapitalisme – een structuur waarin witte mannelijkheid, juist wanneer de economische zekerheid afbrokkelt, nog altijd een gevoel van superioriteit biedt. Liever dat kleine restje macht behouden dan je aansluiten bij een collectieve strijd.”
In simpele taal staat er: mannen die in dit systeem verliezen, maar zelf geen racisme ervaren van bijvoorbeeld de overheid, klampen zich vast aan hun laatste restje status. Daarom misgunnen ze anderen rechten: want in hun ogen betekent andermans promotie hoogstwaarschijnlijk hún eigen degradatie. Juist in dit kapitalisme denken we dat mensenrechten een taart zijn — waar iedereen probeert te vechten om het grootste stuk — in plaats een akker die je kunt bezaaien, zodat er meer voedsel is voor iedereen.
Wat is nou eigenlijk het probleem?
Eigenlijk staat er niet zoveel schokkends, en dat weten Joris en Wierd ook wel. Wel staan er veel woorden in, die extreemrechts heeft gelabeld als ‘woke,’ waardoor mensen niet meer gaan kijken naar wat er daadwerkelijk staat en dat weten deze heren. Ik dacht dat rechts tegen de woordjespolitie was, maar blijkbaar niet als de woordjes een beetje woke klinken.
Dat extreemrechts deze woorden niet incidenteel misbruikt, maar structureel in een retorische hitjob-cyclus giet, maakt duidelijk dat dit geen losse ontsporing is, maar een strategie. Hun “culture war” is afhankelijk van dit soort verdraaiingen: telkens opnieuw een term uit de context rukken, uitvergroten, ridiculiseren, en daarna gebruiken als bewijs dat progressieven gevaarlijk of belachelijk zijn.
Dit patroon is historisch niet nieuw: zo werd de term Lügenpresse — ooit bedoeld als beschrijving van vijandige propaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog — door de nazi’s tot haatpropaganda verheven en door Goebbels gebruikt om tegenstanders en Joden te demoniseren. Vandaag de dag duikt het opnieuw op bij Pegida, Trump-rally’s en extreemrechtse groepen die journalisten aanvallen en de pers verdacht maken. Precies zoals toen is het doel niet analyse, maar delegitimatie: een woord losrukken uit zijn context, het tot karikatuur maken, en er een wapen van smeden.
Het hele stuk van Kooistra is eigenlijk een pleidooi om witte mannen die door dit systeem ook genaaid worden te betrekken bij de klassenstrijd, omdat manosphere figuren zoals Andrew Tate nu misbruik maken van hun onzekerheden. Tate’s “succesverhalen” draaien om het verhaal dat hij jonge mannen zogenaamd discipline, rijkdom en status leert. Dat maakt het des te gevaarlijker: de misogynie zit ingebakken in het businessmodel, maar wordt door volgers vaak genegeerd of gebagatelliseerd, omdat de aantrekkingskracht zit in succes en de illusie van een gouden tijdperk voor ‘echte mannen’. Precies dat vacuüm van onzekerheid en statusverlies waar Sybren Kooistra op wees, wordt door Tate gemonetariseerd en ideologisch bewapend.
Je kunt een discussie hebben of academische taal de boodschap overbrengt aan de doelgroep waar het over gaat. Het is echter ook de bedoeling om te zorgen dat in die bubbel van academici wordt nagedacht over beleid voor die armere witte mannen. Wierd en Joris zijn dus heel succesvol geweest in ruis op de lijn gooien. Dit is bijvoorbeeld ook hoe onderzoeken die het hadden over 'people who menstruate' uit context zijn getrokken. 'Oh, de hoogopgeleiden willen vrouwen uitwissen.' Eh, is een kind van 9 een vrouw? Lijkt me niet, aangezien zij nog niet volwassen is. Dit ging niet alleen over transmensen. Is iemand in de overgang geen vrouw meer, omdat zij niet menstrueert?
Natuurlijk moesten de onderzoekers ook rekening houden met transmensen, en daarom moest het onderzoek natuurlijk verdacht gemaakt worden, want haat zorgt voor clicks. Maar het taalgebruik ‘people who menstruate’ ging erom dat de juiste mensen kwamen opdagen voor het onderzoek. Het gaat dus helemaal niet om politieke correctheid — omdat ze zouden bang zijn voor ‘de boze gemene transgenders’ — maar over dat onderzoekers correct willen zijn, zodat het meisje van 9 komt opdagen en de cisvrouw in de overgang niet.
Misvatting of bewuste verdraaiing?
Culture Warriors kan het allemaal geen hol schelen. Zij hebben geen interesse in nuance of taal, alleen in munitie voor hun kruistocht. Ze positioneren zich daarbij ook nog als slachtoffers van taal. Alsof zij, de daders van framing, ineens de ware onderdrukten zijn omdat ze zogenaamd geen ‘gewone woorden’ meer mogen gebruiken.
Het is slachtofferschap als politieke strategie: luid klagen over het “dictaat van woke” terwijl je ondertussen elk begrip misbruikt om progressieven kalt te stellen. Het ging in oorsprong om zorgvuldigheid, om taal die precies wilde zijn en niets met partijpolitiek van doen had. Maar in het huidige medialandschap is elke term, hoe wetenschappelijk ook, vogelvrij. Alles wordt uit zijn context gerukt en tegen je teruggeslingerd.
En die media-ecologie is niet neutraal: algoritmes, clickbait en outrage zorgen ervoor dat juist de verdraaiing viraal gaat, terwijl de oorspronkelijke nuance amper doordringt. Dat maakt niet de academici schuldig, maar dwingt wel tot een ongemakkelijke vraag: voor zijn ze aan het schrijven? Voor een handvol ingewijden, of voor een publiek dat ook door algoritmes en verdraaiers wordt meegelezen?
Het gevaar schuilt in de framing: alsof jargon een soort kort rokje is dat ‘uitlokt’. Alsof hoogopgeleiden ‘zelf schuld’ zouden hebben dat hun woorden worden misbruikt. Zo wordt bijvoorbeeld een sociologische term als toxic masculinity uit zijn bedding gerukt en als wapen teruggegooid. ‘Zie je wel? De linkse academie vindt alle mannelijkheid giftig! Daarom moeten we een meldpunt linkse leraren opzetten!’ Maar dat extreemrechts daar gretig misbruik van maakt, maakt zo’n term zelf niet schuldig. Het maakt rechts de dader van al die verdraaiingen.
Niet iedereen is academicus en kennis is wel beschikbaar.
Natuurlijk kom ik ook uit een nogal christelijk en voormalig populistisch rechts milieu — waar sommigen behoorlijk radicaalrechtse trekken en banden hadden — maar ik moest eerst echt een bepaald jargon zelf aanleren om te begrijpen wat er in veel van die academische teksten nou staat.
In de tussentijd trapte ik wel in de valstrikken van extreemrechtse propaganda, en ook mensen die veel progressiever waren dan ik. Precies daarom moeten we het hebben over toegankelijkheid, maar nooit vergeten waar het gif vandaan komt. En toen ik eindelijk doorhad hoe het zat, dacht ik: verdomme, hoe heb ik me zo laten pakken?
Dat brengt ons bij de fundamentele les: het gevecht gaat niet alleen om beleid, maar ook om taal zelf. Woorden zijn slagvelden geworden. Progressieven moeten nadenken over toegankelijkheid, ja — maar nooit de schuld bij zichzelf of anderen leggen als taal wordt misbruikt. De schuld ligt bij de verdraaiers.
En dan die identiteit. Het arme witte joch uit een Brabants dorp heeft meer gemeen met Hamza uit Amsterdam dan met Wierd Duk — of ze dat nou leuk vinden of niet. Beide zijn gevormd door omstandigheden, door een wereld waarin klasse en omgeving zwaarder wegen dan het culturele vijandbeeld dat extreemrechts je opdringt.
Ook dat dorp in Brabant laat sporen achter in wie je wordt. Identiteit is nooit enkel ras of regio; het is verweven met de structuren die ons vormen. Dat is de realiteit die geniepig rechts koste wat kost probeert te verbergen. Dat moment van besef — dat je je hebt laten pakken door een goedkope truc — is pijnlijk. Maar het is ook politiek vruchtbaar. Want het legt bloot hoe macht in onze tijd werkt: niet alleen via wetten en instituties, maar via taal. Via memes, screenshots, citaten die uit hun context zijn gescheurd en vervolgens rondgaan als bewijs van “linkse radicalisering.”
Pas op voor de gaslightende taalpolitie op extreemrechts!
Rechts weet allang dat wie de taal controleert, de werkelijkheid controleert. Daarom zijn ze niet bezig met inhoud, maar met frames. Daarom werd “woke” tot scheldwoord gesloopt, “toxic masculinity” tot karikatuur gemaakt en “people who menstruate” tot een existentiële aanval op vrouwen geframed.
Hun strategie is altijd dezelfde: ontkoppel de term van zijn wetenschappelijke bedding, zet hem in neonletters neer als karikatuur, en presenteer hem dan als bewijs dat progressieven van de werkelijkheid zijn losgezongen.
Maar wie een karikatuur bestrijdt, hoeft nooit de werkelijkheid onder ogen te zien. Dan hoef je niet in te gaan op de inhoudelijke analyse van Kooistra — dat armoede en mannelijk statusverlies in dit kapitalisme worden uitgebuit door figuren als Andrew Tate. Nee, dan kun je je verschuilen achter het spookbeeld van de “racistische woke-academicus.” En daar zit de ironie. Want juist in hun gejammer over “taalpolitie” ontpopt extreemrechts zichzelf als de strengste censuurmacht.
Ze doen alsof progressieve academici woorden verbieden, maar in werkelijkheid zijn zij het die woorden kapotmaken. Het mechanisme van verdraaiing en censuur wordt bovendien pijnlijk zichtbaar in de Amerikaanse politiek. Terwijl Republikeinen luid schreeuwen over “liberale cancel culture”, zijn zijzelf de grootste cancel machine geworden. Zoals USA Today analyseerde, ligt er een spoor van verboden boeken, geannuleerde kinderprogramma’s, verboden dragshows en het monddood maken van transgender kinderen en hun ouders.
Toegankelijke taal is belangrijk — niet om rechts te pleasen, maar om mensen mee te nemen die nog buiten het debat staan. Maar er zit een gevaar in als die drang naar eenvoud doorslaat naar zelfcensuur. Want wie uit angst voor verdraaiing woorden wegstreept, speelt precies in de kaart van de taalpolitie die zich ‘anti-woke’ noemt. Dan verliest niet alleen de academie haar scherpte, maar ook het publieke debat zijn inhoud.
Wel moeten we oppassen dat we uit angst voor framing elkaar niet gaan tonepolicen, alsof de schuld ligt bij een woord dat verkeerd begrepen kán worden. Het debat draait om inhoud, en onze taak is die inhoud zo helder mogelijk over te brengen — in welke taal dan ook. Natuurlijk kunnen we kijken welke woorden het meest raken, welke taal het meeste deuren opent. Maar laat er geen misverstand over bestaan: de hetze wordt gevoerd door degenen die bewust verdraaien, niet door de woorden zelf. Het ligt nooit aan het korte rokje, maar altijd aan de dader.
Blijf dat benoemen. Blijf zichtbaar maken hoe extreemrechts academici, activisten en schrijvers de mond probeert te snoeren met een verzonnen anti-woke politie. Zij willen dat wij gaan fluisteren, terwijl zij schreeuwen. Daarom is het des te noodzakelijker om luid te blijven spreken, zorgvuldig maar onverzettelijk. Want taal is geen schuldige die gestraft moet worden, maar een instrument dat bevrijdt — en precies daarom ligt ze onder vuur. Wie woorden kapotmaakt, wil ook het denken kapotmaken. Daarom is het niet onze taak om stiller te worden, maar om helderder te spreken.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.