Toen ik in 2019 een gratis kopje koffie dronk bij Nederlands grootste supermarktketen, nam een oudere vrouw plaats op de stoel naast me. In het mandje van haar rollator lagen een netje mandarijnen en een plastic zak met appels.
“Fruit is wel erg duur geworden,” merkte ik op, terwijl ik naar haar boodschappen wees.
“Daar heb ik niets van gemerkt,” antwoordde ze kortaf.
“Maar mensen met een kleine portemonnee kunnen zich fruit nauwelijks meer veroorloven,” vervolgde ik voorzichtig.
“Dan kopen ze maar wat anders,” zei ze ongeïnteresseerd.
Het was duidelijk: deze dame had de krant die ochtend niet gelezen. Die meldde toen dat mensen met een laag inkomen sinds de verhoging van de btw van 6 naar 9 procent aanzienlijk minder fruit zijn gaan kopen.
Nederland kent directe en indirecte belastingen. Directe belastingen zijn bijvoorbeeld de loonheffing: een combinatie van loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen, en de vermogensbelasting, die wordt geheven over spaargeld en andere bezittingen. Indirecte belastingen betaal je als consument bij aankoop van goederen of diensten. Denk aan accijnzen op benzine, tabak en alcohol, en aan de btw. Het algemene btw-tarief bedraagt 21 procent, maar voor sommige producten geldt een zogenoemd ‘laag’ tarief.
Dat lage btw-tarief was bedoeld als stimulans voor de aanschaf van essentiële goederen en diensten, zoals levensmiddelen, openbaar vervoer en boeken. Maar in de loop der jaren is dit tarief geleidelijk verhoogd: van 4 naar 6 procent, en per 1 januari 2019 zelfs naar 9 procent. De aanduiding ‘laag’ raakt daarmee steeds verder uit het zicht.
Tegelijkertijd met deze verhoging werd de loonbelasting iets verlaagd. Het kabinet stelde dat het slechts om een beperkte stijging van 3 procent ging, die zou worden gecompenseerd door een lagere inkomstenbelasting. In de praktijk bleek de maatregel echter op veel terreinen prijsverhogend te werken en zelfs nadelig voor de volksgezondheid, zoals het voorbeeld van het duurdere fruit illustreert.
Volgens toenmalig premier Rutte was er niets aan de hand: de hogere btw zou worden gecompenseerd door lagere loonbelasting, en de koopkracht zou gelijk blijven. Maar als dat werkelijk zo is, waarom kiest een kabinet er dan voor om de belastingdruk te verschuiven van directe naar indirecte belastingen?
Intuïtief voelde ik al aan dat een btw-verhoging vooral nadelig uitpakt voor mensen met een laag inkomen. Ik ben geen fiscalist, maar er zijn deskundigen die dit grondig hebben onderzocht. Belastingwetenschapper L. Wijtvliet promoveerde op de gevolgen van de verschuiving van directe naar indirecte belastingen. In zijn proefschrift stelt hij:
“De verschuiving van directe naar indirecte belastingen leidt tot een schevere inkomensverdeling. Zij draagt bij aan toenemende economische ongelijkheid en kan op die manier het welzijn negatief beïnvloeden.”
Volgens Wijtvliet zijn de gevolgen breder dan alleen financiële ongelijkheid: hij wijst op een toename van criminaliteit, tweedeling in het onderwijs, groeiende kansongelijkheid en opkomende anti-democratische tendensen.
De keuze van het toenmalige kabinet om de btw op basisvoorzieningen te verhogen past in een bredere ontwikkeling: een steeds schever, onrechtvaardig belastingsysteem. Deze trend ondermijnt niet alleen het welzijn van de kwetsbaarste groepen, maar tast uiteindelijk de samenhang van de hele samenleving aan, arm én rijk. Een samenleving waarin basisbehoeften zoals fruit voor steeds meer mensen onbetaalbaar worden, raakt fundamenteel uit balans…
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.