Voor de Nederlander die nog nooit een Berber heeft gesproken, is Tien op een Ezel geknipt om eens iets anders te lezen dan het stereotype beeld in de media, heilzaam tegengas
Een Berbers spreekwoord zegt: ‘Wie honing wil, moet bijen verdragen’. Dat is aan schrijver, imker en visser Mohammed Benzakour wel besteed. Zeven jaar verrichtte hij noeste arbeid. Dwalend door de Rif in Marokko, pratend in koffiehuizen, op pleinen en markten: ‘Weet u misschien een verhaal, een spreekwoord voor mij?’ Geduldig verzamelde hij de verbale schatten van een oeroude cultuur. Nu is het zo ver, zijn boek is klaar. Donderdag 14 juni was de feestelijke presentatie van Tien op een Ezel – Berbers spreekwoordenboek. Een pareltje.
Allereerst een bekentenis: ik vind Berbers een machtig mooi volk, al heel lang. Hier schrijft een verliefde ziel. Toen Mohammed Benzakour vertelde dat hij bezig was met een boek over de Berbers, verheugde me dat zeer. Niet alleen omdat het Nederlanders èn de in Nederland geboren Berbers van de tweede en derde generatie kennis laat maken met de prachtige cultuur en taal van de Berbers. Maar ook omdat het bijdraagt aan het noodzakelijke vastleggen van een cultuur die op termijn wel eens zou kunnen verdwijnen.
Er zijn meer redenen om je over dit alleraardigste boekje te verheugen. Tien op een Ezel leest als een trein, is boeiend, grappig, bij tijd en wijlen hilarisch, rijk qua taal en illustraties, onderhoudend. Het bevat een toelichting op de Berbertalen, een leeswijzer (compleet met uitleg over de uitspraak), anekdotes uit het leven van de kleine Mohammed, raadsels en uiteraard spreekwoorden. Heel veel spreekwoorden, zegswijzen en uitdrukkingen. Daar kun je niet alleen over lezen. Bij veel gezegdes staat een oortje getekend: die kun je ook horen op de website van de uitgever AmboǀAnthos, ingesproken door een native speaker in het Berbers. Zo krijg je een idee hoe de taal klinkt. Een wereldplan. Ik zie de ogen van mijn nichtje nog rollen, toen ze voor het eerst Berbers hoorde.
Voor wie Berber is of Berbers onder zijn vrienden telt, is Tien op een Ezel een feest van herkenning. Niet omdat hij elk spreekwoord zal kennen. Mohammed Benzakour sprokkelde ze bijeen in allerlei hoeken en gaten van de Rif. Nee, de herkenning zit ‘m in de manier van kijken en de wijze waarop de Berber deze kijk op de wereld verwoordt. Met humor, wijsheid, een zekere knoestigheid en vooral heel aards – hecht verbonden met de grond, de dieren, de zee, de hemel en de sterren. Je ziet dat bijvoorbeeld terug in de thema’s en de titels van de hoofdstukken, zoals: Slang & Jakhals, Kip & Ei, Boer & Geit, Zee & Vis, God & Tuinbonen. En in de vele verhalen, sagen en anekdotes die het boek rijk is.
Voor de Nederlander die nog nooit een Berber heeft gesproken, is Tien op een Ezel geknipt om eens iets anders te lezen dan het stereotype beeld in de media, heilzaam tegengas. Hij krijgt een charmante introductie in de geschiedenis van een onafhankelijk, trots en vrij volk dat zich ruim 5000 jaar, dwars tegen elke poging tot overheersing in (Romeinen, Arabieren, Spanjaarden, Fransen), wist te handhaven en zijn eigen gang ging. Een volk met een cultuur en taal die nu toch – in de 21 ste eeuw onder invloed van globalisering, arabisering, diaspora en de wereldwijde trend van ‘ McDonald’s in Tibet ’ zoals Pink Floyd ooit zo treffend zong –wel eens kopje onder zou kunnen gaan. Daarom is het zo fijn dat Benzakour zeven jaar lang is rondgetrokken om deze cultuurschatten op te tekenen. Moge het anderen inspireren om met camera en notieblok erop uit te trekken en hetzelfde te doen.
Wat ook aardig is, is dat het boek de wondere wereld van de Berber weet te verbinden met de Nederlandse. Zo staat bij alle spreekwoorden – naast een toelichting, soms een anekdote – het Nederlandse equivalent. Er blijken verrassende overeenkomsten. Bijvoorbeeld: ‘Fez is niet op een dag gebouwd’. Of: ‘Een hond die blaft, bijt niet’. Ook zijn er spreekwoorden die je nog nooit hebt gehoord, maar onmiddellijk begrijpt. Zoals: ‘Eén tuinboon maakt nog geen erwtensoep’ (Eén zwaluw maakt nog geen zomer). Er zijn gezegdes uit de Spaanse koloniale tijd: ‘In een gesloten mond komen geen vliegen’ (en boca cerrada no entran moscas: spreken is zilver, zwijgen is goud). En er zijn uitdrukkingen die klinken als sprookjes. Betoverend.
Wat je in Tien op een Ezel een beetje mist, is de wereld van de vrouwen. Niet de vrouw als bedgenote. Of de figuur van de moeder – over wie Mohammed Benzakour met respect en liefde schrijft. Maar de vrouw als mens, de waardevolle en vaak gewaardeerde deelgenoot in het leven van alledag (hij buiten, zij binnen), de harde werker op het land, de handen aan het weefgetouw, de hoedster van de kalkoenen, zus onder zussen, als levensgezel, moeder en opvoeder van de eigen kinderen, grootmoeder. Uit die wereld en vanuit hun perspectief heb ik weinig of geen spreekwoorden of anekdotes kunnen vinden.
Verwonderlijk is dat niet. Op het Marokkaanse platteland is de wereld van mannen en vrouwen, tenzij behorend tot de kleinste kern van gezin en directe familie, traditioneel vaak nog strikt gescheiden. Mohammed Benzakour heeft veel spreuken en verhalen opgetekend bij de straatkarren die tamarakt (soort erwtensoep) verkopen, op straat. Zeker in dorpen staan daar mannen, zelden vrouwen. Hun liedjes en wijsheden ontbreken dan ook. Zoals elk nadeel heeft ook dit zijn voordeel: het nodigt uit tot een vervolg, een spreekwoordenboek over de wereld van de vrouwen.
De illustraties van Fleur van der Weel – simpele zwarte silhouetten – weerspiegelen de tekst. Humorvol. Origineel. Een lust voor het oog. Alledaagse voorwerpen, vertrouwde iconen: de karakteristieke tajine, de Marokkaanse theepot. Veel dieren: vis, vos, geit, slang. En ezeltjes. Toen ik die zag, was ik verkocht. Maar ik ben dan ook dol op ezeltjes. Misschien omdat ze me doen denken aan de Berbers die ik ken: slim, intelligent, taai, trouw en toegewijd, harde werkers die zich het vuur voor je uit de sloffen lopen, die je nooit in de steek laten, koppig en bokkend als ze zich slecht behandeld voelen. Benzakour vergelijkt de Berbers met de Friezen en daar zit wat in. Ook daarom is Tien op een Ezel zo’n geweldig boek. Het laat zien wat in Nederland vaak onbekend blijft.
Je hoeft het boek niet in een adem uit te lezen. Je kunt er doorheen bladeren, het wegleggen, een volgende keer ergens beginnen. Maar dat vergt wilskracht en discipline, want dit boek is als een trommeltje berstens vol lekkers: je blijft snoepen. Een voorbeeld:
"Op een dag kwamen de egel en de jakhals een voorraadput tegen waarin veel graan zat. Er hing een emmer aan een touw. De jakhals zei tegen de egel: “Ga naar beneden en breng ons graan.” De egel klom in de emmer en liet zich naar beneden zakken. Meerdere keren vulde hij de emmer die de jakhals naar boven hees. Op het laatst zei de jakhals: “Zo is het genoeg, vriend” en hij liet de egel zitten. Toen smeekte de egel: “Ach mijn vriend, dat je mij hier laat zitten en al het graan zelf houdt, is tot daar aan toe. Maar neem tenminste één extra emmertje graan mee voor mijn jonkies, ze hebben al dagen niets gegeten.” Deze woorden vertederden de jakhals en hij haalde nog één emmer naar boven en bracht die naar de jonkies. Toen hij de emmer omkieperde, kwam de egel eruit getuimeld. “Dank voor het graan en de lift”, zei de egel."
Een Berbers spreekwoord zegt: ‘De liefde is als de maan, ze wordt kleiner of groter.’ Voor deze verliefde ziel wordt die maan – na het lezen van Tien op een Ezel – alleen maar groter.