We zijn nu al bijna twee weken bezig om een of meer partijen de schuld te geven van de rellen in Amsterdam. Voor de een zijn het de joden, voor de ander is het de staat Israël, voor nog anderen zijn het de Marokkanen of de islamieten, en ook wordt de burgemeester van Amsterdam genoemd. Maar er is een onderliggende factor, en dat is de polarisatie in de politiek. Thans wordt vrijwel ieder incident opgeblazen tot een etnisch probleem. Deze basishouding voedt het extremisme.
Waarschijnlijk zit de neiging tot het schuld zoeken bij anderen in ieder van ons. Er wordt in de samenleving vooral benadrukt wat er mis gaat, en dat dit niet aan onszelf ligt, maar aan anderen. Via media, en vooral sociale media wordt dat breed uitgemeten, liefst in stoere kwetsende bewoordingen in de race om aandacht. We nemen elkaar de maat en we weten heel goed wat de ander anders moet doen. Maar het is een illusie om te denken dat daardoor iets wezenlijks verandert. Dat komt omdat vaak populistische maar onrealistische maatregelen worden voorgesteld, en omdat de eerste reflex van bestuurders op maatschappelijke uitbarstingen meer bureaucratie en controle is. Als er signalen uit de samenleving komen dat het niet goed gaat, zoals in het onderwijs of de jeugdzorg, dan is de politieke reactie telkens dat we eerst moeten praten, overleggen en studeren.
De signalen dat het niet goed gaat met de jeugdzorg dateren al van voor de decentralisatie van 2015, en de decentralisatie heeft de problemen niet opgelost. Het niet onlogische idee dat kinderen opgevoed worden en zich ontwikkelen door interactie met de personen uit hun directe omgeving, leidde ertoe dat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg bij de gemeenten werd gelegd. Maar gemeenten hanteerden de hun bekende aanpak van aanbesteden en de markt het werk laten doen. Het is alsof jezelf ontwikkelen hetzelfde is als het aanschaffen van een auto. Door het inschakelen van de markt veranderde er niets. Het resultaat was grofweg een kopie van de aloude zorgstructuur, maar dan met een veelvoud van aanbieders, met elk een eigen specialisme. En een perverse prikkel van de aanbieder om klanten te winnen zodat deze er persoonlijk beter van werd. Vooral in de minder complexe zorg werden nieuwe markten geopend. Daarentegen is de complexe en urgente zorg schaarser en minder bereikbaar geworden, omdat ze veel complexer is, diepte-investering en echte expertise vereist, en dus niet gericht kan zijn op snelle winst.
Als we het adagium “opvoeden doen we met de hele gemeenschap” serieus nemen, dan zouden aanpakken meer in de richting moeten gaan van samenleving brede activiteiten. Die beginnen inderdaad dicht bij huis: positieve omgangsvormen op het voetbal en hockeyveld. Ontmoetingen tussen verschillende culturele lagen in stadswijk of dorp. Aanspreken van buurtgenoten en contacten leggen. Er moet meer aansluiting worden gezocht bij het onderwijs en het verenigingsleven, reclames voor ongezonde activiteiten of producten moeten worden uitgebannen, er moet ruimte komen voor opvoedtrainingen van ouders en er moeten gesprekken worden georganiseerd met verschillende cultuurgemeenschappen. Stigmatiseren moet herkend en besproken worden; “bij ons op school zijn er geen joden, christenen, moslims of jehova’s, er zijn alleen maar kinderen”. Vanuit dit perspectief zijn er nog veel meer ideeën voor bijzondere activiteiten, denk aan bootcamps, groepsactiviteiten in de natuur of in cultuurcentra, enz. Het gaat om activiteiten waar het samen ongedwongen plezier beleven en samen iets opbouwen centraal staat.
Vergelijkbaar met de jeugdzorg is ook armoede en de armoedebestrijding individu gericht. Mensen worden als individu aangesproken op hun budgettering, je krijgt een persoonlijke budgetcoach die een traject uitstippelt. Maar als we ons realiseren dat het leren omgaan met financiën en met financiële tegenslagen kenmerkend is voor onze samenleving, is leren budgetteren en verstandige keuzes maken iets dat in de opvoeding en het onderwijs moet worden ingebed. De verleidingen van het leven in luxe komen immers op veel manieren op ons af. We moeten ervaren en leren inzien dat het delen in schaarste betekenis aan ons leven kan toevoegen. En dat het minder perfecte ook functioneel kan zijn.
Zo kunnen we het ook hebben over de slogan “samen ouder worden”, op initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bedoeling is dat ouderen langer thuis in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Het heeft ertoe geleid dat de aloude bejaardenhuizen niet meer bestaan, en dat ouderen in toenemende mate een beroep moeten doen op mantelzorg. Dat belast steeds meer mensen. Het middel werd het probleem. Huisartsen kunnen geen plek vinden voor hulpbehoevende ouderen, ouderen vereenzamen en komen los te staan van hun vertrouwde omgeving en kennissen. Zeker als ze alleen zijn ligt verwaarlozing op de loer. Ook hier moet worden gezocht naar goede signaalopvangers, contactpersonen en laagdrempelige ontmoetingsplekken waar het samenzijn centraal staat.
Het is duidelijk dat we voor alle groepen in de samenleving proactief op zoek moeten naar gelegenheden, locaties en activiteiten die zijn gericht op ontmoeting, versterking van het samenzijn, en die tegen de egocentrische en polarisatiestroom in, voorzien in de o zo nodige sociale behoeften van verbinding en oplossingen. Kortom, niet de jeugdzorg, armoede of ouderenzorg als zodanig is het probleem, maar de manier waarop we onze samenleving vorm geven. De kernvraag is hoe we willen en kunnen samenleven op een manier dat we ons verbonden weten met een warme omgeving en er niet alleen voor staan. Ook in zo’n warme samenleving is er nog zorg en professionele hulp nodig, maar dan niet vanuit een gepolariseerde ego gerichte aanpak, maar vanuit een betrokkenheid van de hele relevante omgeving.