Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

De Slachter van Atjeh hoort niet in een herdenkingstuin

  •  
15-08-2025
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
12289 keer bekeken
  •  
8893417276_579855c750_k

Cc-foto: Nelis Zevensloot / Flickr

Het is alsof er wordt gezegd: “Je mag rouwen en herdenken, maar we blijven de dader eren.”

Vandaag is het 15 augustus, de dag van de Nationale Herdenking 15 augustus 1945. Een dag waarop we stilstaan bij het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden, en bij het leed van de oorlog in voormalig Nederlands-Indië, het huidige Indonesië. We herdenken de miljoenen slachtoffers, de militairen en burgers, de dwangarbeiders, de vrouwen in Japanse kampen, de verzetsstrijders en iedereen die onder de Japanse bezetting heeft geleden.

Het is een dag van rouw, maar ook van erkenning. Erkenning dat de oorlog in Azië even reëel en vernietigend was als die in Europa, en dat het leed tot op de dag van vandaag doorwerkt in families en gemeenschappen.

In Arnhem, waar ik woon, wordt dat herdenken pijnlijk doorkruist. In de tuin van Museum Bronbeek staan monumenten die dit verdriet en verlies gedenken, maar ook een borstbeeld van Jo van Heutsz. De man die als gouverneur-generaal verantwoordelijk was voor ruim 70.000 doden tijdens de Atjeh-oorlog (1873–1914), een van de bloedigste episodes van het Nederlandse koloniale bewind.

Van Heutsz werd in zijn tijd geëerd als de “pacificator” van Atjeh. Maar die ‘vredesmissie’ was allesbehalve vreedzaam. Het was een brute militaire campagne tegen de bevolking van Atjeh, waarbij dorpen werden platgebrand, oogsten vernietigd en mannen, vrouwen en kinderen werden gedood. Het doel was niet dialoog of verzoening, maar onderwerping.

Voor mij, als Indo-Europese Nederlander, kleinzoon van een Indonesische opa en zoon van een Indo-Europese vader, voelt het wrang om in een tuin met meerdere monumenten, een plek van troost en respect, oog in oog te staan met iemand die symbool staat voor massaal koloniaal geweld. Het is alsof er wordt gezegd: “Je mag rouwen en herdenken, maar we blijven de dader eren.”

Dat Van Heutsz nog steeds in brons op een voetstuk staat, wordt in stand gehouden door het Ministerie van Defensie. Het is immers hun terrein. Alsof het vanzelfsprekend is dat militair erfgoed ook de heldenverhalen van koloniaal geweld moet bewaren. Alsof we bang zijn om eerlijk te kijken naar de schaduwzijde van onze geschiedenis.

Het probleem is niet alleen dat dit beeld er staat. Het probleem is wat het uitstraalt: dat daden als die van Van Heutsz nog steeds in een eervolle context mogen worden geplaatst. Dat slachtoffers in hun eigen herdenkingsruimte geconfronteerd moeten worden met de man die hun leed belichaamt. Dat is geen neutrale geschiedenis; dat is actief kiezen welke verhalen je belangrijk genoeg vindt om letterlijk op een sokkel te zetten.

De Slachter van Atjeh hoort uitdrukkelijk niet op een voetstuk. Hij hoort in de geschiedenisboeken, mét context. Vertel het verhaal van zijn daden, laat zien wat kolonialisme in de praktijk betekende, en maak duidelijk waarom zulke figuren geen plaats hebben in ruimtes die bedoeld zijn voor herdenking, troost en erkenning van slachtoffers.

Erkennen is het begin van herstellen. Maar herstellen begint pas écht als we durven kiezen wie en wat we eren.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

BNNVARA LogoWij zijn voor