
“We gaan ze vervolgen, al die politici en journalisten, die Pim gedemoniseerd hebben! Maar jou slaan we over omwille van vroeger. Wees maar blij dat je ons kent!”
Om de uitvaartmis van Pim Fortuyn in de Sint Laurentius & Sint Elizabethkerk, de kathedrale kerk van Rotterdam, bij te wonen, waartoe ik als toenmalig raadslid een uitnodiging had gekregen, moesten Marieke Frouke ('de Friezin in mijn huwelijk'), huisarts in Delfshaven, en ik door een fouilleringspost, een witte tent op de hoek van de Mathenesser- en de Claes de Vrieselaan.
We dienden onze uitnodigingskaarten en paspoorten te laten zien, en werden aan het lichaam gefouilleerd ongeveer zoals op Schiphol, als het detectiepoortje, waar je doorheen moet, zijn doordringende piep heeft afgegeven. Zodat je je al een terrorist voelt bij voorbaat.
Later hoorden wij dat ’s ochtends de kerk urenlang minutieus door rechercheurs met speurhonden was doorzocht. Niets was ditmaal aan het toeval overgelaten. Dat was wel eens anders geweest.
Want tijdens zijn leven had het Fortuyn nogal aan adequate beveiliging ontbroken. Daarbij moet worden aangetekend, dat de Ongelukkige het dan weer wel en dan weer niet had gewild. Hoe dan ook, dankzij dat gebrek aan een getrainde lijfwacht was het dan ook een fluitje van een cent geweest voor de radicale dierenactivist Volkert van der G. om Fortuyn de mediacraat midden in het Hilversumse Mediapark neer te schieten.
Naast ons dook nu Kay van de Linden op, de pr-assistent van Jan Nagel in Hilversum, ten tijde van Leefbaar Nederland. Ik vroeg hem of Jan Nagel er ook was.
Ongeveer een jaar daarvoor had ik immers een uitnodiging van Jan Nagel gehad om eens, in mijn hoedanigheid van fractievoorzitter van de Stadspartij Rotterdam, in Hilversum te komen praten.
Jan had namelijk zojuist samen met de populaire Vara-diskjockey en zanger Henk Westbroek van Leefbaar Utrecht de partij Leefbaar Nederland opgericht. Leefbaar Utrecht was een lokale partij, die bij een tussentijdse verkiezing in de Bisschopsstad, nodig omdat de het dorp De Meern bij Utrecht werd gevoegd, plots vanuit het niets met acht zetels in de Utrechtse raad verschenen was.
Dat kunstje moet toch landelijk te herhalen zijn, moet Jan Nagel toen hebben gedacht.
Leefbaar Nederland zou het vaderland Nieuwe Politiek gaan brengen. Het was tamelijk onduidelijk wat met daarmee bedoeld werd. Maar de centrale gedachte was dat ‘politiek Den Haag’ zich onder een kaasstolp bevond. Haagse politici hadden domweg geen weet van wat de mensen in het land bezielden. ‘De lakens moesten eens nodig ‘worden opgeschud’ en daarom moesten de lakens nodig in andere handen. In de handen van Jan Nagel en Henk Westbroek!
“Nee, de broers Fortuyn stellen geen prijs op zijn aanwezigheid”, antwoordde Kay.
Tenslotte was het Jan Nagel geweest die Fortuyn, die op het congres van Leefbaar Nederland tot lijsttrekker gekozen was met nauwelijks een tegenstem, de partij uitgezet had, na Fortuyns geruchtmakende interview in de Volkskrant, waarin hij stelde dat art.1 van de Grondwet (het antidiscriminatie-artikel) moest worden afgeschaft. Het artikel maakte zijns inziens inbreuk op de vrijheid van meningsuiting, die in Fortuyns opvatting totaal diende te zijn.
In de kerk werd ons een plaats aangewezen in de rechterzijbeuk. Daar troffen wij de andere leden van de gemeenteraad van Rotterdam aan, plus partners.
In de zijbeuk tegenover ons, zaten de 16 leden van de raadsfractie Leefbaar Rotterdam plus de 26 nieuwbakken Kamerleden van de landelijke lijst LPF plus een handvol andere Fortuynisten, o.a. het advocatenduo Spong & Hammerstein, dat, naar eigen zeggen, de opdracht van Fortuyn had gekregen om degenen die hem, Pim Fortuyn, tijdens zijn leven gedemoniseerd hadden, tot ‘in de hel’ te vervolgen.
Gerard Spong kende ik goed. Hij was ooit mijn opvolger geweest, begin tachtiger jaren als voorzitter van de Coornhertliga, de vereniging tot strafrechthervorming. Diens kantoorkompaan Hammerstein was dat, jaren later, eveneens.
Mijn vrouw en ik zaten omringd door PvdA-leden. Het was duidelijk dat de meesten van hen voor het eerst een rooms-katholieke eredienst gingen meemaken. En niet zomaar een rooms-katholieke eredienst. Een ouderwetse DrieHerenMis! Ruisend geschuifel in goudgeborduurde kazuifels en de wierook niet gespaard! Een happening exact zoals ik die in mijn jeugd in Limburg in de jaren vijftig op zon- en feestdagen zo vaak had moeten uitzitten.
In de middenbeuk van de kerk vooraan had men de politici uit Den Haag bij elkaar geplaatst. Premier Kok en de lijsttrekkers Melkert (PvdA), Dijkstal (VVD), Balkenende (CDA), De Graaf (D66) en Rosenmöller (Groen Links), enz.
Ik had hun hoofden zo vaak op TV gezien, dat ik deze Haagse politici bijna als oude bekenden begroet had. Maar dat was onzin, natuurlijk. Ik kende geen van hen persoonlijk. Ik kende ze van TV.
Stuk voor stuk kwamen ze wat hun gestalte betreft kleiner voor dan ik naar aanleiding van hun TV-optredens in gedachten had. Met name Melkert leek wel een dwerg. Kon het zijn dat hij door de moord op Fortuyn en de hectische toestanden daarna, zodanig was aangeslagen dat hij gekrompen was geraakt? Later mochten we vernemen dat hem die dag een doorgeladen pistool met kogels over de post gestuurd was. Plus het vriendelijke verzoek om zich maar te suïcideren… Ja, daar vrolijk je niet van op.
Naast Kok zat een persoon, die ik niet thuis kon brengen. Het moest wel een hoogst belangrijk iemand zijn, dat hij zitten mocht zomaar naast de premier op de eerste rij.
Maar wie, o wie? Het viel me op dat hij ‘een typisch rooms gezicht’ had. Kruising Beel /Romme, zo ongeveer.
De drie gekazuifelden, voorop de bisschop van Rotterdam, traden nu binnen onder luid, bij mij niets dan nostalgie oproepend Gregoriaans gezang van het kerkkoor. De drie werden, voorafgegaan door een stoet van acolieten (jongensmisdienaars). Met als hoofdacoliet een volwassene met een draagkruis voorop. Men ging in optocht de lijkkist ophalen, die nu klaarblijkelijk aan de kerkpoort gearriveerd was. Dit alles ging met kwistig gebruik van de wijwaterkwast gepaard en fors heen en weer geslingerd van de wierookvaten.
Omdat de kerkpoort nu openstond was ‘het volk’ opeens in al zijn rauwheid te horen. Pimmetje! Pimmetje! Maar ook Feyenoord ! Feijenoord!
Nog pijnlijker was de kreet Melkert Moordenaar! Melkert Moordenaar! Het Gregoriaans van het zangkoor kon er nauwelijks tegenop.
Plots zag ik de hoofd-acoliet zich terug haasten over het middenpad. Hij boog zich voorover naar de onbekende figuur naast premier Kok.Rooms gefluister.
En de onbekende stond nu haastig op uit de kerkbank, passeerde Kok en ging mee met de hoofdacoliet. Plots begreep ik wie de man moest zijn. De vertegenwoordiger van het Nederlands episcopaat, ene vicaris Zus-en-Zo. Waarom hij naar voren, naar de bisschop aan de kerkpoort werd geroepen, kon ik vanuit de zijbeuk niet zien. Maar het werd al spoedig duidelijk waarom.
Achter de kist van hun Baasje was Fortuyns butler verschenen met de creaturen die de overledene wel zijn intiemste familieleden placht te noemen, de Cavalier King Charles-spaniëls Kenneth en Carla. Ooit spottend ‘de kutlikkertjes’ genoemd, door of all people CDA-man Balkenende.
De butler wenste namelijk de kerk direct achter de kist betreden, samen met de hondjes. Dieren bij de H. Mis! Dat kon natuurlijk helemaal niet. Daarom dus dat die pafferige vicaris naar voren was geroepen. Voor overleg.
Vicaris Bleekneus zag naar de hondjes, zag het grauw buiten de kerk onbehoorlijk opdringen. Hoorde het dierlijk Feyenoord! Feyenoord!-geschreeuw. En vergat prompt dat op een of ander Concilie in vroeger tijden voor eens en altijd was uitgemaakt dat dieren geen ziel bezitten… en dus ook niets bij een eucharistieviering te zoeken hebben. De hondjes mochten naar binnen.
Had Pim Fortuyn toch nog een soort van omwenteling tot stand gebracht. Want waar Franciscus van Assisi nooit in was geslaagd, de erkenning door de Kerk van Broeder Dier, dat was dus ‘Sint Pim’ postuum wel gelukt. Paradoxaler kon niet. Iemand, die door een dierenactivist om zeep was gebracht, gaf uitgerekend op de dag van zijn begrafenis de dieren hun ziel terug (sic)…
Onnodig te melden dat noch mijn vrouw, dochter van wijlen de (gereformeerde) dominee van Reitsum (Fr.), noch het gros van de PvdA- raadsleden rondom mij enige sjoege hadden van de grote theologische ‘ommezwaai’ in de r-k kerk die zich daar voor hun ogen voltrok.
Butler Herman en de hondjes dus naar binnen. Behoorlijk zenuwachtig dribbelden de laatsten naar voren. Een van hen hief zowaar zijn poot tegen de voorste kerkbank. Dat moet Kenneth geweest zijn. Een dame (Carla) doet zoiets niet.
De dienst verliep van dan af aan zonder verdere incidenten. Bisschop van Luyn was een routinier, dat kon je zien. Mijn aandacht werd meer en meer getrokken door priester nummer twee.
Een witharige man met een Punchkop, exact zoals op de omslag van dat stokoude, satirische Engelse tijdschrift, die me op een of andere manier bekend voorkwam. Ik keek het boekje, dat ons over de mis was uitgereikt eens in. Pastoor Berger bleek hij te heten… en plots wist ik het. Het was Louis Berger, de eeuwige Leidse student.
Het witte haar, dat medio jaren zestig nog ravenzwart was geweest, toen Louis de Breestraat onveilig maakte met zijn gigantische motorfiets, had mij op een dwaalspoor gebracht. Maar het was hem wel degelijk. Eigenlijk was Louis niets veranderd. Wat dikker, dat wel. Maar nog met zelfde verneukhoofd. De niet af te poetsen grijnslach op zijn gelaat, waardoor het leek alsof hij je constant in de maling nam.
Louis was toen ik in de jaren zestig in Leiden rechten & criminologie studeerde, de laatste échte student van het ouderwetse, authentieke Leidse type! Zo had Louis een oppasser in dienst. Iemand, die Louis’ schoenen kwam poetsen, zijn pak schuierde, etc., en die Louis ’s morgens kwam wekken, als hij naar college moest. Klop, klop! op de deur van de slaapkamer.
‘Meneer Berger, het is half negen. Uw college staatsrecht begint om tien uur. Ik heb uw blauwe pak uitgehangen. Uw ontbijt staat klaar. De Telegraaf ligt naast uw zachtgekookt eitje. Precies zoals u dat altijd wil hebben. Wilt u opstaan? Of is het gisteravond laat geworden en wilt u liever nog wat rusten? In dat geval maak ik een glas warme punch klaar plus twee aspirines. Dat heeft altijd goed geholpen.’
Meestal riep Louis dat hij wilde blijven liggen. Wie in de kille maatschappij zat er op zijn afstuderen te wachten? Niemand toch? Inderdaad.
De oppasser bracht dan Louis de punch op zijn bed om vervolgens diens beide honden, Rottweilers, puur ras, uit te laten in het plantsoen. Vervolgens ging hij dan Louis’ motorfiets, een dure Oldtimer, een vooroorlogse Harley Davidson, nog glanzender poetsen dan die al was.
Kortom, Louis Berger was een atavisme. Oppasser, dat was voor ons, andere studenten, een beroep uit de Oude Doos, zoals iets als lantaarnopsteker of varkenshoeder. Iets uit de tijd van Kneppelhout en Nicolaas Beets. Geheel misplaatst in de swingin’ jaren zestig.
Louis Berger blijkt op een bepaald moment een compleet nieuw leven begonnen. Hij ging theologie studeren en werd zowaar tot priester gewijd. Klaarblijkelijk werd zijn openlijke non-celibataire, lees: homoseksuele levenswijze, met de mantel van de liefde bedekt. Blij als ze klaarblijkelijk waren, daar in de r-k kerk, dat er überhaupt nog iemand priester gewijd wilde worden.
Op het moment van de uitvaart was Louis Berger pastoor van de parochie Pastoor van Ars in Kijkduin. (“Pastoor van Aars”, zo luidde de grap, de grofgebekte.) De enige parochie in het bisdom Rotterdam, die, naar verluidt, financieel winstgevend is.
Want ’s zondags kwam er heel het katholieke deel van het Corps Diplomatique. Louis viel goed in Hogere Haagse kringen - ‘een misje pikken’. In Kijkduin raakt, week in, week uit, de collecteschaal dan ook meer dan goed gevuld.
Plots vielen mij de overeenkomsten tussen Berger en Fortuyn op. Uitbundige levensstijl. Dandyisme. Homoseksualiteit. Rashonden. Butlers traditioneel katholiek. Leven op te grote voet. De aristocraat uithangen, maar het niet zijn… het was er allemaal. Hoe was het mogelijk?
’s Avonds heb ik pastoor Berger eens opgegoogled en ja hoor, direct raak: “In de laatste maanden van zijn leven leek Pim Fortuyn tot de rooms-katholieke kerk van zijn jeugd terug te keren. Hij trad meermalen in tv-programma’s op samen met de Haagse conservatief-roomse pastoor Louis Berger. Fortuyn placht Berger liefkozend zijn biechtvader te noemen.”
Ite missa est! De mis naderde zijn einde. Galmend orgelspel. Nu moest Pim Fortuyn enkel nog begraven. Dat zou gebeuren, tijdelijk, in Driehuis-Westerveld, in afwachting van het transport naar Italië, naar zijn uiteindelijke laatste rustplaats in Provenzano, waar hij bij leven zijn tweede huis had.
Het provisorische graf in Driehuis-Westerveld is in de buurt van het monument voor Multatuli aldaar.
Het is de ware roeping van de mens om mens te zijn staat op dat monument. Dat woord past eigenlijk goed bij een begraafplaats. Het houdt immers en soort van ‘laatste oordeel’ in over hen, die ons ontvallen zijn. Hebben zij tijdens hun leven een positieve bijdrage geleverd aan het project “voortschrijdende humaniteit “of juist niet? Dat vind ik wat het optreden van Pim Fortuyn betreft ‘een lastig positief te beantwoorden vraag’.
Ite, missa est! Kist en kraaien begaven zich nu richting uitgang. De hoofdacoliet en de kleine acolieten erachter aan, dan de priesters. Dan de butler met de hondjes. Dan de familie. Dan het publiek.
Nu kwamen er plots vanuit de andere zijbeuk twee in strakke zomerpakken gestoken ‘jongeheren’ haast dansend op mij af, elk met in de hand een witte lelie. Van dichtbij bleken ze behoorlijk wat ouder dan op het eerste gezicht. ‘Oudere jongeren’ waren het, deze lelieprinsen, voorzien van schrale, goedgetrainde sportschoollijven en met een verbleekte zonnebankkleur op het gezicht.
Het waren de advocaten Sprong en Hammerstein, ooit, zoals gezegd, opvolgers van mij als voorzitter(s) van de Coornhertliga. Zij drukten mij de hand. “We gaan ze vervolgen, al die politici en journalisten, die Pim gedemoniseerd hebben! Maar jou slaan we over omwille van vroeger. Wees maar blij dat je ons kent!” Hierop danste het tweetal weg, richting uitgang, mij verbouwereerd achterlatend.
Buiten laaide het rauwe jaren dertig-geluid weer op. ‘Het volk’ school er nog steeds samen. Reden voor de Haagse hotemetoten om zich, bleek om de neus, via een deur aan de achterkant van het kerkgebouw, snel te laten afvoeren naar de Hofstad.
Voor de gemeenteraadsleden van Rotterdam was er niets geregeld. Toen ik met Marieke op de trappen aan de voorkant van de kerk voor het roerige volk verscheen, waartussen sporadisch hier en daar een curieuze variant op de fascistengroet werd gebracht – de rechterarm oud-Romeins gestrekt, terwijl de rechterhand het Churchilliaanse V-teken maakt – hoorde ik roepen, dreigend: “Daar heb je K.!”
“En Cornelissen!”
De SP-fractievoorzitter was naast mij op de trappen verschenen en ook hij had het ooit gewaagd zich kritisch over Fortuyn uit te laten.
Maar een geluk bij een ongeluk, het Gezondheidscentrum waar Marieke haar huisartsenpraktijk had, is gevestigd naast de kathedraal. Dus wij direct daar naar binnen. 'Asielzoekers in eigen stad'. En Theo Cornelissen met ons mee.
In het gebouw werden wij haast juichend ontvangen door de doktersassistenten. Wat bleek? De televisiecamera’s van de NOS waren minutenlang op Marieke en mij gericht geweest. Toeval?
Nog dagen zouden wij te horen krijgen dat we op TV waren geweest. Op TV! Hoger, zo schijnt het, kun je het in Nederland niet brengen.
Vanuit het torentje op de tweede verdieping van het Jugendstilpand, waarin het Gezondheidscentrum is gevestigd, keken we vervolgens naar het gebeuren in de Mathennesserlaan.
De lijkstoet maakte zich klaar voor vertrek. Nog steeds werden er witte lelies op de voorste wagen geworpen. Ik vroeg mij af waarom deze bloem? De lelieteelt stikt van de pesticiden. Dat kan het dus niet geweest zijn.
Pim was een zoon van Maria, een ware rooms-katholiek en de lelie is gewijd aan de Moeder Gods en het symbool van de kuisheid. Maar Pim was allerminst kuis en daar ook openlijk over. Dus dat kan het niet geweest zijn.
Resteert Oscar Wilde en zijn liefde Lord “Bosie' Douglas, die elkaar van de koosnaam de Lelieprinsen voorzagen. Zij droegen lelies in het knoopsgat van hun rokkostuum. Een openlijke homoseksuele liefde in het Londen van rond 1900 die voor Oscar Wilde rampzalig uitpakte. Zou het? Dan had men daar in de Mathenesserlaan wel een onverwacht grote kennis van de Engelse literatuur.
Tot vandaag de dag is mij de keuze van de witte lelie een raadsel. Misschien dat een lezer(es) van dit relaas mij uit de brand kan helpen.
Dan langzaam, haast stapvoets, kwam de uitvaartstoet in de diepte onder ons in beweging en verdween langzaam uit zicht. De samenscholing begon zich te ontbinden. Het manische You never walk alone-gezang nam af. Over bleven de cameraploegen.
En daaraan drongen zich nu de mindere goden op. BN-ers van het tweede garnituur, type Emile Ratelband, die blijkbaar onder de arcaden van de Elisabethkerk hun tv-moment afgewacht hadden.
Als belangrijkste daarvan was daar uitgebreid aan het woord Fortuyns vaste speechschrijver, Theo van Gogh, wiens omvangrijke, door forse, rode bretellen omhoog gesjorde onderbuik het vaderlandse taalidioom blijvend heeft weten te ‘verrijken’ met de term ‘geiteneukers’ als ‘koosnaam’ voor moslims.
Dat dit ‘fijnbesnaarde’ type het volgende slachtoffer van politieke moord zou worden – en dat afslachten in zijn geval gruwelijk letterlijk te nemen – wie kon dat op dat moment bevroeden?
Ditmaal was de moord wél het werk van een allochtoon, een moslim-fundamentalist. Bij de moord op Fortuyn was dat heel even de grote angst geweest. De moordenaar zal toch geen allochtoon zijn?
Ook in Van Goghs geval was de maatschappelijke commotie groot. Maar al minder dan bij de moord op Fortuyn. Begon ons land soms aan het fenomeen ’politieke moord’ te wennen? Maakte geweld, als politiek drukmiddel, in de jaren dertig doodgewoon, zijn maatschappelijke rentree?
Dat blijkt inderdaad het geval. Zie bijvoorbeeld het optreden van de boerenactiegroep Farmers Defense Force (ministers en Kamerleden worden openlijk bedreigd etc.). En recent het optreden van extreemrechtse groeperingen tijdens het zgn. “Elsfest” op het Malieveld.
Fortuyn is dood! Leve Fortuyn! De Mathenesserlaan was leeg nu. Rotterdam ging over tot de orde van de dag. Mijn vrouw en ik verlieten het Gezondheidscentrum, zochten onze fietsen op en haastten ons naar het dichtstbijzijnde café. We waren nodig toe aan een kop koffie. En, naar als spoedig bleek, ook aan iets sterkers.
Meer over:
opinie, pim fortuyn, jan nagel, oscar hammerstein, louis berger, gerard spong, extreemrechtsMeld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.