Het is herfstvakantie, ik had mezelf voorgenomen even afstand te nemen van de dagelijkse portie Haagse hysterie, politieke opportunisten en podcastprofeten die hun kijkcijfers graag mee laten liften op de campagnekoorts. Maar toen ik de laatste Peilingwijzer zag – ja, zelfs tijdens vakantie ontkom je er niet aan – kon ik toch niet stil blijven. Want daar stond het, zwart op wit: D66 stijgt van 9 naar maar liefst 13 tot 17 zetels. En dat, dames en heren, is geen kleine opleving. Dat is een opmars.
Als Rob Jetten deze trend weet vast te houden, maakt hij D66 mogelijk groter dan GroenLinks-PvdA. Dat zou een ongekende prestatie zijn: de enige partij op links die níet fuseerde, die níet koos voor ‘de gezamenlijke koers’ en tóch de meeste kiezers weet te overtuigen. En dat allemaal in de luwte van een campagne die tot nu toe vooral ging over wie de meeste grenzen wil sluiten en wie het hardst kan roepen dat ‘het vertrouwen terug moet’.
Toen hij het stokje overnam van Sigrid Kaag – een rol die op dat moment eerder leek op brandweerman dan lijsttrekker – was het nog maar de vraag of D66 met 24 zetels zich überhaupt zou handhaven als middenpartij. Nu wordt hij ineens serieus genoemd in het rijtje kanshebbers voor het premierschap.
En dat is, hoe je het ook wendt of keert, indrukwekkend. Jetten is zichtbaar gegroeid. In debatten, in mediaoptredens, in zijn positionering. Hij maakt gebruik van zijn ervaring als Kamerlid, fractievoorzitter, vicepremier en minister – zonder zich te verliezen in technocratisch gepraat. Hij weet zich te presenteren als iemand die begrijpt wat er op het spel staat, zonder zuur te worden. En dat werkt.
Ik moet toegeven: ik heb deze week weinig meegekregen. Buiten mijn vaste dosis Vullings & De Rooy en de gebruikelijke verbijstering bij Afhameren, heb ik vooral Nieuwsuur gekeken. Want waar nog behalve Buitenhof wordt geprobeerd echt door te vragen, is daar. En bij Nieuwsuur blijft niemand gespaard. Links, rechts, midden, niemand komt weg met holle kreten of gelikte oneliners. Zelfs Jetten niet.
Nieuwsuur is zo’n beetje het laatste bastion van inhoudelijke politieke journalistiek. Geen holle slogans, geen gemakzuchtige interrupties of flauwe grappen – maar doorvragen tot het schuurt. En Jetten had het daar niet makkelijk. Hij werd geconfronteerd met de harde realiteit van verkiezingsbeloften versus financiële onderbouwing, met het gat tussen partijprogramma en CPB-doorrekening, en met plannen die soms meer klinken als wensdromen dan als beleid. 100.000 woningen per jaar. Tien nieuwe steden. Een stevig klimaatpakket. Het is veel – misschien té veel.
En toch: wat mij verbaasde, was niet zozeer hoe hij het er vanaf bracht. Het was de reactie daarna. Op sociale media, zelfs op het inmiddels onvermijdelijke rioolputje dat ooit Twitter heette, regende het lof. Niet alleen van de partijgetrouwen – die zijn tot daar aan toe – maar ook van rechtse critici. Jetten had “de vuurdoop van Nieuwsuur” overleefd, en meer dan dat. Men sprak over overtuiging, leiderschap, zelfs over hem als serieuze kandidaat-premier.
En toch… Toch maak ik me zorgen. Want wat ik zie, is niet alleen een opmars. Wat ik zie, is een verRuttesering van Rob Jetten. Of, voor wie dat woord te lelijk vindt: de metamorfose van een idealistische liberaal tot een campagneperformer met gladgestreken praatjes en een te grote liefde voor beeldvorming.
Neem zijn presentatie als “nieuwkomer” in de politiek. Sorry Rob, maar je zit al acht jaar in Den Haag. Je bent Kamerlid geweest, fractievoorzitter, vicepremier, minister. Je bent geen nieuw gezicht, je bent establishment. En dat hele “ik wil het anders doen”-verhaal klinkt wat hol als je zelf mede-auteur was van één van vorige regeerakkoorden.
Of die glimlach. Die charmante, ontwijkende glimlach waarmee hij kritiek wegwuift. “Dat gaan we regelen”, “We zetten een stip op de horizon” – het zijn zinnen die rechtstreeks uit het draaiboek van Mark Rutte lijken te komen. De belofte van 100.000 woningen per jaar? Je hoort de echo van “1000 euro voor iedereen” en “er gaat geen cent naar de Grieken” erdoorheen. Het klinkt goed, het verkoopt lekker, en het is totaal onhaalbaar.
Misschien ben ik naïef. Misschien hoop ik nog steeds op de oprechtheid van een nieuwe generatie politici, op mensen als Sigrid Kaag die weigerde haar ziel in te leveren voor een peiling. Misschien is het niet Jetten die wil lijken op Rutte, maar zijn campagneteam dat denkt: als je hem niet kunt verslaan, kopieer hem dan.
Maar het risico is duidelijk. Want als Jetten straks de verkiezingen wint op beloftes die hij niet waar kan maken, komt de kater keihard aan. En dan is het vertrouwen dat we net een beetje hebben teruggewonnen, weer als sneeuw voor de zon verdwenen.
Begrijp me goed: als iemand premier moet worden, laat het dan Jetten zijn. Van alle huidige lijsttrekkers is hij mijn keuze – met overtuiging. Maar als hij het premierschap moet bereiken via de Rutte-route van lachend beloven en kritisch ontwijken, dan voorspel ik hem eenzelfde erfenis: een land dat murw is van de politiek, en een partij die achterblijft als schim van zichzelf.
Dus Rob, als je meeleest: blijf stijgen in de peilingen. Maar hou je hoofd erbij. Want we hebben al een Rutte gehad. En dat was meer dan genoeg.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.