
co-auteur: Gerald Byarugaba
Vorige week stelde de Democratische Republiek Congo voor de eerste keer een quotum in op de uitvoer van kobalt, als reactie op de dramatische daling van de kobaltprijs. Die prijs kelderde de afgelopen drie jaar met 75%. Niet Congo zelf was daar verantwoordelijk voor. Volgens Reuters was het een Chinees bedrijf dat de prijs van kobalt kunstmatig laag hield om Europese en Amerikaanse investeerders af te schrikken. Met kobalt valt veel geld te verdienen, het is een essentieel onderdeel voor de batterijen van elektrische auto's.
In 2022 kostte een pond kobalt nog 40 dollar, in november 2024 slechts 9,75 dollar. De prijsdaling heeft dramatische gevolgen voor Congo, dat 70% van de wereldvoorraad kobalt produceert, maar ook één van de armste landen ter wereld is. Met het instellen van een quotum probeert Congo nu zelf invloed uit te oefenen op de wereldprijs van kobalt, in de hoop dat die weer omhooggaat.
Het voorbeeld van Congo laat zien hoe grondstofrijke landen in het mondiale Zuiden speelbal zijn in het wereldwijde gevecht om kritieke mineralen voor de energietransitie. Want het zijn toch vooral machtige multinationals, rijke investeerders en welvarende landen die bepalen welke grondstoffen er in het mondiale Zuiden gewonnen worden, de hoeveelheid ervan, en tegen welke prijs. Dat Congo nu een quotum instelt is vooral een defensieve noodmaatregel om de schade te beperken.
Congo is niet het enige land waar buitenlandse partijen fors profiteren van de natuurlijke rijkdommen. Chili en Peru tot Indonesië en Brazilië – het zijn allemaal landen die beschikken over belangrijke voorraden aan mineralen zoals lithium, nikkel en koper, maar veel geld weggesluisd zien worden naar buitenlandse spelers.
Terwijl Congo ruim 70% van de wereldwijde voorraad aan kobalt bezit, houdt het slechts 14% van de waarde hiervan over. Als Congo alle opbrengsten, zo'n 4 miljard dollar per jaar, zelf zou kunnen houden, zou het in minder dan een jaar de helft van alle Congolezen van schone energie kunnen voorzien. Hetzelfde verhaal geldt voor Latijns-Amerika; bijna de helft van de wereldwijde lithiumvoorraad is daar te vinden, maar de landen zien slechts 10% van de uiteindelijke waarde terug.
De afgelopen jaren proberen zuidelijke landen meer grip te krijgen op de eigen natuurlijke rijkdommen. Indonesië verbood in 2020 de export van onbewerkt nikkel, het wilde zelf nikkel gaan verrijken, daar valt immers veel meer geld mee te verdienen. De EU stak er een stokje voor. Het diende een klacht in bij de WTO die de EU in het gelijk stelde. Indonesië moest het exportverbod intrekken.
Het laat zien dat er in feite weinig is veranderd sinds de koloniale periode, veel lage-inkomenslanden worden nog altijd gedwongen goedkope leveranciers te zijn van gewassen en grondstoffen. 150 jaar geleden ging het om nootmuskaat en suiker, tegenwoordig om kobalt, nikkel en lithium.
Gelukkig proberen zuidelijke landen steeds vaker hun krachten te bundelen om hier een eind aan te maken. De Afrikaanse Unie moedigt haar lidstaten inmiddels aan om kritieke mineralen zelf te gaan verwerken tot batterijen en magneten én om deze in te zetten voor de vergroening van de eigen industrie.
Een van de landen die dat nu in de praktijk brengt, is Ethiopië. Het land wil de opbrengsten uit kobalt en lithium gebruiken om zelf elektrische auto’s te produceren. De volledige productieketen wordt in Ethiopië ontwikkeld: van de winning van grondstoffen tot de assemblage van de voertuigen. Daarbij krijgt het land steun van de Duits-Tsjechische autofabrikant Battswap, die de samenwerking als een win-winsituatie beschouwt. In ruil voor technische kennis en expertise krijgt het Europese bedrijf toegang tot de Ethiopische voorraden kobalt en lithium.
Uiteindelijk is het plunderen van het mondiale Zuiden voor niemand goed. We kunnen de planeet alleen leefbaar houden wanneer alle landen, ook in het mondiale Zuiden, de overstap van fossiele brandstoffen naar duurzame energie kunnen maken. Daar is veel geld voor nodig. Het Internationaal Energieagentschap (IEA) schat dat het Zuiden zijn investeringen in schone energie vijf tot zeven keer moet verhogen, tot meer dan 1,7 biljoen dollar per jaar in 2030, om de wereldwijde opwarming te beperken tot 1,5°C.
Alleen als landen in het mondiale Zuiden optimaal profiteren van hun natuurlijke rijkdommen, kunnen ze voldoende investeren in hun eigen transitie. De kwestie staat hoog op de agenda van de komende VN-klimaattop.
Jacqueline Persson, klimaatexpert Oxfam Novib
Gerald Byarugaba, mijnbouw expert Oxfam Oeganda
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.