Groenbeheer is een fraai eufemisme voor een strijd die wij bij voorbaat verloren hebben. Groenbevechting zou een duidelijker en ook wezenlijker begrip zijn om deze dienst te duiden, alhoewel de agressieve lading daarvan waarschijnlijk menig goedbedoelende groene burger tegen de borst zou stuiten.
De discrepantie tussen groen denken en groen doen heeft nog al eens opmerkelijke gevolgen in de verstedelijkte delen van ons land. De bewoners willen meer groen maar waar de natuur oprukt wijkt uiteraard de mensenmaatschappij. Een aardige patstelling waarover menig groene ambtenaar zijn hoofd breekt. Bomen, gewas en voortkruipende wortels laten zich in de vrije natuur niet temmen en dat is met ons groenbesef juist wel zo. Natuur is leuk, maar dan wel in gecultiveerde vorm. Zo verrijzen parken en plantsoenen, keurig bijeen geschoffeld door gemeentelijke plantsoenendienst en zo nu en dan ontdaan van een al te vrijpostig natuurverschijnsel dat denkt vrolijk zijn natuurlijke gang te kunnen gaan. Ook dient de nodige aandacht besteed aan de ondergrondse natuur daar boomwortels ontwrichtend werken op onze betonnen constructies van stoeptegel en rioolbuis. Verzakkingen vullen we op, onkruid branden we weg en nu en dan fietsen we een gedwongen blokje om als grondverzet tot herstel van het rioolnetwerk noopt. Zo blijft mens en natuur verbonden in broederlijke strijd die wij met liefde voeren. De mens is tenslotte ook een stukje natuur.
De gemeente bepleit de ‘ontstening’van de stad. Alle verharding en tuinbetegeling verhoedt het regenwater de grond in te zakken en putten en goten kunnen de steeds heviger regenbuien nauwelijks aan. Één instrument in de strijd tegen de oprukkende stortvloed is het zogenaamde ‘geveltuintje’.
U licht wat tegen uw pui gelegen stoeptegels, kantelt een paar exemplaren zodat een opstaand randje ontstaat en plant wat vrolijk groen in uw eigen stadsplantenbak. Presto! De stad vergroent en het water krijgt de gelegenheid in de dorre stadsgrond door te dringen. Er is zelfs een heus vergroeningsbudget beschikbaar voor beplanting, potgrond en/of hulp bij de aanleg. Klinkt allemaal optimistisch logisch maar daar denkt de gemeentelijke rattenvanger anders over: “Ach mijnheer, met tegels verwijderen die tegen uw huis aan zitten zet u de voordeur wagenwijd open voor ratten. Die krijgen zo vrij spel om uw woning te betreden via de fundering, kruipruimte of kelder...”.
Tsja, dat klinkt iets minder optimistisch maar ook wel logisch. Typerend voor het gemeentelijk overheidsbedrijf dat twee afdelingen elkaar volledig tegenspreken of staan de beste stuurlui soms weer eens aan wal? Communicatief geen ramp, de mondige Nederlandse burger bepaalt toch gewoon zelf wat ‘ie doet, maar financieel toch weer een bodemloos putje. Budget aanwenden ter verfraaiing van de stad wat gelijk betekent: verhoging budget voor plaagdierenbestrijding.
Inmiddels is er geen park of plantsoen meer waar grote zwarte rattenvallen staan opgesteld. Bordjes waarop in drie talen het dringend verzoek werd gedaan geen duiven te voeren, daar de ratten zich ook laven aan die dis, zijn door de gemeente in arren moede maar weer verwijderd. Dezelfde rattenvanger: “Ach mijnheer, mensen doen toch waar ze zin in hebben en als je er wat van zegt kijken ze je aan alsof ze water zien branden. Toen hebben we die borden maar weer verwijderd...”.
De eerste ratten in het straatbeeld, dood of levend, dienden zich reeds aan en ook werden al meerdere rattengangen ‘volgestort’ door de welwillende groendienst. Water naar de zee of eigenlijk meer een vinger in de dijk die even verderop allang is doorgebroken? Ach, in elk geval veel kleurrijke werkverschaffing voor de goedgelovigen. Ik zet mijn kaarten voorlopig vooral op de rattenvanger met veertig jaar veld- en rioolervaring.