Al tientallen jaren communiceren overheidsinstituten zoals CBS en WODC over de afkomst van verdachten die door de politie worden geregistreerd. Mag dat allemaal zomaar?
Al jarenlang waarschuwen critici voor de schadelijke effecten van overheidsrapportages waarin allerlei cijfers naar herkomstland worden uitgesplitst. De ene keer wordt de betreffende communicatie van de overheid ‘stigmatiserend’ genoemd, de andere keer waarschuwden onderzoekers voor de ‘performatieve werking’ van taal: als de overheid bijvoorbeeld communiceert over de herkomstlanden van verdachten wordt niet alleen iets beschreven maar ook iets teweeggebracht.
Schadelijkheid komt als criterium ook geregeld terug in rechtspraak over de strafbaarheid van bepaalde communicatie en uitingen. Er zit dus ook een juridische kant aan de effecten van communicatie. De vraag is of overheden in het verleden voldoende naar die juridische kant van hun communicatie hebben gekeken.
De ondervoorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, Jan-Peter Loof, schijnt een nieuw licht op deze vraag in een recent verschenen artikel. Loof schrijft: “Nu is er in de afgelopen decennia heel veel geschreven over de voors- en tegens van deze manier van publicatie van criminaliteitscijfers, maar een zorgvuldige juridische afweging van deze beide in het geding zijnde grondrechten heb ik daarin niet teruggezien.”
De twee grondrechten waar Loof over schrijft zijn de uitingsvrijheid en het recht op bescherming van het privéleven, neergelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Dit recht op bescherming van het privéleven kent een ruime toepassing maar wordt door rechters in ieder geval óók ingezet om burgers te beschermen tegen bepaalde uitingen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan over bescherming van reputatie, bescherming tegen discriminerende opmerkingen of bescherming tegen de openbaarmaking van informatie over iemand (bijvoorbeeld over het hebben van een ziekte).
Verder omvat dit recht een lijstje handvatten voor nationale rechters: op welke dingen moet je als rechter letten bij de vraag of bepaalde uitingen de EVRM-normen overschrijden? De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat zien dat je bij die vraag bijvoorbeeld moet letten op de positie en status van de spreker(s), het bereik van de uitingen, de mate waarin de communicatie herhaald wordt en de (vermoedelijke) effecten van de communicatiekeuzes. Hoe zou de overheidscommunicatie over criminaliteit en herkomstland ‘scoren’ op deze punten?
Hoe dan ook: als overheden kiezen voor communicatie over de afkomst van verdachten vereist dit een afweging die van voldoende kwaliteit moeten zijn. Loof pleit dan ook voor “een heel zorgvuldige juridische toets waarin die inbreuk op het privéleven wordt afgewogen tegen het belang van de uitingsvrijheid” en zegt: “Hier ligt een mooie uitdaging voor het College om er op aan te dringen dat die lacune opgevuld wordt, […]”.
Wat verder opvalt aan de analyse van Loof is dat hij specifiek inzoomt op het thema ‘criminaliteit’. Tot nu toe ging het in alle overheidsevaluaties over ‘afkomst-registraties’ over álle meetlatten waartegen burgers groepsgewijs tegen worden gemeten, waaronder ook thema’s zoals bijstandsafhankelijkheid en opleidingsniveau. Illustratief zijn hierbij het ‘Kabinetsstandpunt reactie etnische registratie’ uit 2011 en ‘Migratie en classificatie: Naar een meervoudig migratie-idioom’ uit 2016, van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, één van de adviesraden van de regering. In deze laatste publicatie wordt de vraag ‘wel of geen classificaties naar herkomst?’ bijvoorbeeld als alles-of-niets kwestie gepresenteerd: ofwel helemaal stoppen met herkomst-classificaties of ongebreideld toepassen op thema’s zoals criminaliteit en overlast. Alsof de afweging voor elk soort meetlat hetzelfde is.
Loof herinnert er in zijn artikel gelukkig aan dat de Nederlandse regering al enkele keren is bekritiseerd voor deze blinde vlek. Mensenrechtenorganisatie European Commission against Racism and Intolerance is glashelder over de norm die landen moeten hanteren: ja, herkomstregistraties kunnen informatief zijn voor het opsporen en bestrijden van discriminerend gedrag en kansenongelijkheid, maar nee, het is niet de bedoeling ze voor andere doelen te gebruiken. Geen woord Spaans bij.
Om terug te komen op de hierboven gestelde startvraag: n ee, overheidsinstituten mogen niet zomaar communiceren over criminaliteit en zelf-gedefinieerde herkomstgroepen. De overheid heeft mensenrechtelijk huiswerk af te maken en moet daarbij in ieder geval nauwkeurig in kaart brengen welke effecten zij teweegbrengt. In hoeverre versterkt de overheidscommunicatie bijvoorbeeld bepaalde opvattingen onder burgers? In ieder geval helpt deze mensenrechtelijke schijnwerper er aan te herinneren dat het hier niet zonder meer om een thema gaat waarbij de ‘meerderheid bepaalt’.
Het bedoelde artikel ‘Toekomstige uitdagingen voor het gelijkebehandelingsrecht’ van Jan-Peter Loof werd in juni 2020 gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten.
Tom van Messel is een lobbyende jurist en lobbyt momenteel voor aanpassing van overheidscommunicatie waarbij mensen worden ingedeeld op basis van afkomst.