© cc-foto: Jenni Konrad
De deur naar de poolcirkel zwaaide open en een woedende wind blies een man naar binnen wiens brillenglazen ogenblikkelijk besloegen. ‘Goedenavond,’ groette hij jolig, ‘gaat dit café naar Amersfoort?’
‘Nee,’ antwoordde Roos geïnspireerd.
‘Mooi,’ reageerde de man onverminderd opgewekt, ‘doe mij dan maar een pedo met kleuter.’
Roos zette een Heineken en een jonge Bols voor hem neer en ging zo ver mogelijk van hem vandaan staan. Het was weer die tijd van de maand en dan kon ze grappenmakers missen als kiespijn. Die inwendige klok herinnerde haar aan de voorbijgaande tijd die haar onverbiddelijk achterliet. Daar stond ze nou, veertig jaar oud, levend van een horecabaantje. Zich met een verkrampte hand aan de bierpomp vasthoudend, onderdrukte ze de neiging om het café uit te rennen.
De man had zijn bewasemde bril op de bar gelegd en zich naar het jeneverglas gebogen om het heuveltje eraf te slurpen. Moet je dat nou zien, dacht Roos walgend. Dat zijn nou de mannen in mijn leven. Drankzuchtige slappelingen. Wanneer stapte hier nou eens een echte man naar binnen? Neem nou Ton, die achter zijn derde Duvel zat. Ze had heus wel door dat hij een oogje op haar had. Wat verbeeldde hij zich wel? Ze had in de loop der jaren zijn buik steeds groter zien worden totdat die over zijn kruis hing. Dacht hij nou echt dat ze dat aantrekkelijk vond? Om daaronder te liggen, ze moest er niet aan denken. Maar ondertussen bleef ze hem wel nathouden. Nauwelijks had hij zijn glas leeg of hoppa! ze had hem weer bijgetankt. Hij hoefde er niet eens om te vragen. En ze stuurde hoopgevende signalen in zijn richting door hem uitbundig te begroeten en ‘schat’ en ‘lieverd’ te noemen. Dat was het dubbele van haar werk. Ze gaf iemand als Ton het gevoel dat hij welkom was en tegelijkertijd vergiftigde ze hem. Dat is wat ik ben, dacht ze. Een gifmengster.
De man wiens brillenglazen inmiddels niet meer beslagen waren bestelde een tweede pedo met kleuter en vroeg: ‘Duurt het nog lang naar Amersfoort?’
‘We gáán niet naar Amersfoort!’ snauwde Roos terug.
‘Gewoon blijven doordrinken,’ zei Ton, die twee krukken verder zat, ‘dan kom je er vanzelf.’
Erkentelijk voor deze tip, hief de man zijn bierglas naar hem op.
Roos trok haar telefoon uit een kontzak van haar jeans en begon, leunend tegen de drankkast achter de bar, met twee duimen over het scherm te vegen. Het was een stille avond in januari. Behalve de man met de bril zaten alleen Ton en Harko aan de bar. Achterin de zaak zaten nog zes studenten als samenzweerders rond de grote tafel.
‘Weet je wat de beste manier om te reizen is?’ vroeg Ton en gaf meteen het antwoord: ‘Zittend op de WC met de Bosatlas op je knieën!’
‘Ggghhh!’ lachte Harko. ‘Met de Bosatlas op je knieën, ggghhh!’
‘Hoe vind je hem, Roos?’ vroeg Ton.
Roos keek op van haar telefoon. ‘Wat, schat?’
‘Wat ik net zei.’
‘Sorry, ik lette even niet op.’
‘Ik vroeg wat de beste manier om te reizen is.’
‘En dat is?’
‘Zittend op de WC met de Bosatlas op je knieën!’
‘Ggghhh!’ lachte Harko opnieuw.
Roos haalde haar schouders op. ‘Ik zit liever op de motor.’
‘Waar zit je naar te kijken?’ vroeg Ton.
Roos draaide het scherm van haar telefoon naar hem om. ‘Tinder.’
‘Dat zou ik nou nooit doen, zo’n datingapp.’
Roos ging er niet op in en scrolde verder.
‘Ik heb er anders goed mee gescoord,’ zei Harko.
Ton stak een afkeurende onderlip naar voren. ‘Ik vind het niks. Ik ontmoet vrouwen liever op de natuurlijke manier.’ Hij keek naar Roos. Het licht van haar telefoon gaf haar gezicht een blauwige lijkkleur. In de loop der jaren had hij haar poppengezichtje zien veranderen. Zorgen, verdriet en vele liters drank hadden er diepe sporen in achtergelaten. Maar toch bleef hij hopeloos verliefd op haar.
‘Waar gaat dit café nou naartoe?’ vroeg de man met de bril.
‘Nergens naartoe!’ beet Roos hem toe.
‘O. Nou, doe dan maar weer een pedo met kleuter.’
‘Je kan alleen nog bier krijgen.’
‘Ook goed.’
‘Wat voor man zoek je eigenlijk?’ wilde Ton weten.
‘Een echte man,’ zei Roos.
‘Wat noem jij een echte man?’
Roos haalde weer haar schouders op. ‘Iemand als Zelensky.’
‘Zelensky? Waarom niet Wilders? Dat is tenminste een winnaar.’
‘Die Poetinpoedel?’ zei Roos met een vies gezicht. ‘Gatverdamme!’
Of het door zijn gekrenkte mannelijke trots kwam of door de achtprocenters die hij naar binnen kantelde, hij wist het niet, maar Ton werd agressief. Wat was hij minder dan Zelensky? Hij ging elke dag naar kantoor, betaalde iedere maand alimentatie. Hij was net zo goed een man als Zelensky!
‘Dus jij vindt Zelensky een echte man,’ zei hij. ‘Maar denk je dat Zelensky ook iets in jou ziet?’
Roos zette haar handen in haar zij en duwde haar borst naar voren om haar vrouwelijke vormen te benadrukken. ‘Waarom niet?’
‘In een veertigjarige barmeid met een drankprobleem?’ snuiflachte Ton.
Roos keek hem versteend aan. ‘Ik ga even roken,’ zei ze en liep met een pakje Marlboro en een aansteker de zaak uit.
‘Nou is ze boos,’ zei Harko.
‘Wilders is geen Poetinpoedel,’ zei Ton, over zijn lege bierglas gebogen.
De man met de bril keek door het raam in de nachtelijke Amsterdamse straat waarboven de kerstverlichting heen en weer zwaaide in de wind en vroeg: ‘Zijn we al in Amersfoort?’
cc-foto: Jenni Konrad