Soms zie je iets waarvan je niet begrijpt waarom het je zo raakt. Een uitgewist portret langs de A28. Je scrolt, je leest, en toch blijf je hangen. Iets wringt. Iets trekt. Het blijft in je hoofd. Niet als nieuws, maar als beeld. Als boodschap.
De vernieling van de muurschildering van Anne Frank in Amersfoort. Of nee, ‘vernieling’ is niet het juiste woord. Er is niets kapotgemaakt. Er is gewist. Met kalmte. Zonder leuzen, zonder bloedrode verf, zonder zichtbare agressie. Alleen haar gezicht is verdwenen. Alsof iemand weloverwogen had besloten: dit mag er niet meer zijn.
Dat roept vragen op. Over intentie, over betekenis. Juist het ontbreken, het niet-weten, fascineert.
Het zorgvuldig uitwissen van een gezicht is niet per se een daad van haat. In een tijd waarin zowel antisemitisme als Palestijns lijden diep is gepolitiseerd, leidt zo’n daad tot onmiddellijke verontwaardiging, beschuldigingen en snelle conclusies. Sommige politici waren er als de kippen bij. Maar dit was geen daad van ‘antisemitisme’, zoals deze volksvertegenwoordigers ons zo graag willen doen geloven. Het was iets anders. En dat vraagt om iets dat schaars is geworden: de bereidheid om te blijven kijken, om te bevragen, om ruimte te laten voor betekenis die niet direct duidelijk is.
Wat verdwijnt er als we een gezicht uitwissen? Een gezicht geeft ons de mogelijkheid om iemand te zien en om zelf gezien te worden. In die wederkerigheid, in die ontmoeting, ontstaat menselijkheid. Als het gezicht wordt uitgewist, wissen we ook die mogelijkheid uit.
Misschien nodigt juist dat uit tot een nieuwe dialoog. Niet over beschuldigingen, maar over medemenselijkheid. Het uitwissen van een gezicht weerspiegelt misschien wat er nu in bredere zin gebeurt. We zijn steeds minder goed in staat om onszelf terug te vinden in de ogen van een ander. Om geraakt te worden. Om compassie te kunnen voelen. Om echt mens te zijn.
De filosoof Hannah Arendt schreef: “We worden pas menselijk wanneer we door anderen worden gezien.” Wat betekent het dan, als we iemands gezicht niet meer kunnen zien? Wat zegt dat over ons vermogen om elkaar nog als mensen te ontmoeten?
Zonder gezicht is ze nog steeds herkenbaar. Iemand wilde dus niet de persoon Anne Frank wegvagen, maar wat zij vertegenwoordigt. Herinnering. Confrontatie. Medemenselijkheid. Het uitgesloten, verraden en gedeporteerde meisje uit het verleden. Haar onschuldige ogen kijken ons nog steeds aan en roepen op tot verantwoordelijkheid: wat gebeurd is kan niet ongedaan gemaakt worden, maar we kunnen wel voorkomen dat het weer gebeurt.
Nu zij ons niet meer aankijkt, hoeven we niet meer te zien. En wat niet meer gezien wordt, kan buiten het geweten blijven. Het gezicht van Anne Frank spreekt ons niet meer aan. Wat zegt dat over wie we geworden zijn? En hoe herstellen we dat contact?
We leven in een tijd waarin veel wordt gezien, maar weinig echt wordt aangekeken. Gezichten op schermen, levenloze lichamen in nieuwsberichten. Het lijden en de dood zijn overal. Er is geweld en er zijn gruweldaden. Ieder beeld roept zie mij! maar we kunnen niet maar blijven kijken. Niet omdat we niets meer voelen, maar omdat we niet meer kunnen verdragen om nog meer onmacht te voelen. Het gezicht van de ander zegt: jij weet toch wat er gebeurt? En toch laat je het weer gebeuren. Het wordt een last.
Het uitgewiste gezicht wil ons iets vertellen. Juist het ontbreken van haar gezicht laat ons iets zien. Over wat er op het spel staat. Over de dunne lijn tussen herinneren en vergeten. Over onszelf, misschien, en hoe we omgaan met het ondragelijke besef dat we verantwoordelijk zijn, al is het maar als getuigen.
Waarom laat dit me niet los?
Omdat het me aankijkt.
Juist nu het gezicht er niet meer is.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.