Op de ruilboekenplank trof ik ‘De vrouw over de man’, een humoristisch ogend oud boekje met een wat gerafelde harde kaft. Ik sloeg het open en zag dat het uit 1965 stamde, de 20e druk. De eerste druk was van 1946. De hoofdstukken hadden titels als ‘Zij, wij en de romantiek’; ‘Zij, wij en hun hobby’s’; ‘Hoe hij winkelt, als hij winkelt’ enzovoorts.
Ik nam het mee met het idee dat ik me zou kunnen amuseren over ouderwetse opvattingen aangaande sekseverschillen en rolpatronen. Ik moet bekennen dat ik dat deed met enig superioriteitsgevoel, dat nu eenmaal het meest voorkomende gevolg is van vooroordelen. Ik wilde kijken hoeveel er veranderd is ten opzichte van 80 jaar geleden. Misschien kon ik aan de hand van het boekje er nog een lofzang op de naoorlogse vooruitgang aan wijden. Of de ouderwetse opvattingen belachelijk maken. Ik ben immers ook lid van het verzetscommando Makkelijk Schieten dat een guerrilla voert op sociale media.
Dat klinkt allemaal weloverwogen en betrokken maar het was ook gewoon een dun boekje en dat had ik heel hard nodig om mijn achterstand van vier titels, op mijn reading challenge van 50 boeken die ik dit jaar moet lezen, in te lopen.
Het boek begint met een lofzang op de romantiek en mijmert over de riddertijd, de tijd van Vrouwendiensten. Ik had daar nog nooit van gehoord en moest de term opzoeken in het woordenboek: “hoofse dienst, minnedienst aan de vrouwen, als onderdeel van het middeleeuwse ridderideaal”. Oftewel op ridderlijke wijze harten veroveren.
Het boek barst los: “Hele legioenen ridders galoppeerden door onherbergzame oorden met vrouwen beeltenissen in hun hart en haarlokjes onder hun maliënkolder. Terwille van die vrouwen, die zij beminden - o, teder en op eerbiedige afstand - begaven zij zich aan één stuk door in doodsgevaar, duelleerden met gesloten vizier en verlosten miskende jonkvrouwen uit misstanden.”
De wereld kende nog geen echte problemen. Het buskruit was nog niet uitgevonden, Columbus had zijn ei nog niet gelegd, constateert het boek. “Een tijd van hoffelijkheid, pokken, gebraden everzwijnen en brandstapels.” Wacht even. Pokken en brandstapels? Inmiddels begon ik de ironische toon, die het hele boek aan zou houden, te vatten.
“Een van die ridders heette Von der Vogelweide. Een naam, die ik nooit zal vergeten. Want het is de naam van de enige echte ridder, die ik ken. In onze tijd bestaan er geen ridders meer. Zij zijn verdwenen met de troubadours. Zij zijn verdelgd, mèt het pokkengevaar.”
Over Von der Vogelweide gaat het verder niet. Ik dacht dat het een verzonnen naam was maar omdat het spreekwoord luidt ‘bij twijfel altijd googelen’ ontdekte ik dat Walther von der Vogelweide een heuse troubadour was die leefde van 1170 tot 1230. En wat voor een. Hij wordt gezien als de koning van de minnezang en de grootste Duitse dichter uit de tijd vóór Goethe. De eerste politieke dichter ook die gebruik maakte van spot en satire. Ik vatte nu beter de verwijzing in het boek.
Ik zag toevallig ook dat Von der Vogelweide de schrijver is van het Palestinalied, een strijdlied over de vijfde kruistocht die indertijd plaatsvond (1217-1221) en waarbij de christelijke ridders Palestina probeerden te veroveren op de moslims én joden. De muziek van het lied is bewaard gebleven dus je kunt nog steeds luisteren naar hoe dat klonk. Een van de laatste coupletten over de kruisvaarders in Palestina luidt:
Christenen, joden en heidenen (moslims) beweren dat het hun erfdeel is!
God en Zijn Drie-eenheid oordelen hierover.
Iedereen strijdt ervoor.
Maar wij staan in ons recht,
En het is dit recht dat Hij ons schenkt.
Achthonderd jaar later zijn de woorden helaas akelig actueel. Vorige week nog verkondigde Wilders een echo van dit dogma in de Tweede Kamer. Hij maakte weer eens duidelijk dat hij een oorlog voert tegen de islam, een strijd die voor hem eeuwen geleden begonnen is. Ik moest denken aan een beroemde documentaire over de Balkanoorlog waarin je ziet hoe oorlogszuchtige mannen zich eveneens baseren op veldslagen uit die tijd. Ik keek daar destijds, dertig jaar geleden, met verbazing naar. Wat waren dat voor achterlijke types? We weten waar het toe geleid heeft. Nu hebben we ze in ons eigen midden.
Terug naar het boek, waarvan ik op de eerste pagina al meer had geleerd dan uit menig ander boek. Het is geschreven door Ina van der Beugel (1914-2003), een zeer bekende schrijfster en NRC-columniste die tot in Italië succes boekte maar waar je waarschijnlijk toch nog nooit van gehoord hebt. Het is veelzeggend dat er niet eens een Nederlandstalige Wikipediapagina aan haar gewijd is, wel een Duitstalige. En ja, dat heeft alles te maken met haar geslacht. Niets zo seksistisch als geschiedschrijving.
Gelukkig heeft het Huygens Instituut een biografie van haar online staan. Daarin lees ik dat ze in 1931 op 17-jarige leeftijd als vrijwilliger aan de slag ging bij het socialistische dagblad Het Volk. Ze studeerde later journalistiek aan de University of London, trok naar New York en keerde terug naar Nederland. Ze schreef over allerlei belevenissen van mensen en werd geroemd om haar vermogen zich in anderen te verplaatsen.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog oorlog schreef ze het boekje dat ik in mijn handen had. Het voorschot dat ze ervoor kreeg gebruikte ze om een vervalst identiteitsbewijs te kopen want als jodin liep haar leven inmiddels gevaar. Ze zat drie jaar lang met haar man, van wie ze eigenlijk wilde scheiden, ondergedoken in een klein kamertje en bleef zo uit handen van Nederlandse jodenjagers en Duitse nazi-moordenaars. Ondertussen bleef ze doorschrijven. Pas na de oorlog werden ‘De vrouw over de man’ en de tegenhanger ‘De man over de vrouw’ gepubliceerd. Het was een enorm succes. Via boekwinkeltjes kom ik er achter dat het niet alleen vertaald is in verschillende talen maar ook tot in de jaren ‘80 is herdrukt.
Het is een grappig boekje. De man wordt er in beschreven als een goedbedoelend maar onbeholpen wezen dat niet kan overleven zonder hulp van de vrouw. Wat natuurlijk ook zo is. Ongetrouwde mannen leven korter dan hun gehuwde soortgenoten. Ongetrouwde vrouwen daarentegen leven langer. Dat staat niet in het boekje maar hoorde ik donderdagavond van een vrouwelijke comedian tijdens Best of Stand-Up.
Van der Beugel beschrijft allerlei situaties waarin de sociale verschillen tussen mannen en vrouwen duidelijk worden. “Het winkelen met een man kan prettig zijn. Maar hij moet het zelf willen. Je kunt beter met een everzwijn door de Kalverstraat wandelen dan met een man, die niet wil. Desondanks zijn er vrouwen, die er op staan, dat haar man haar begeleidt, als zij iets nieuws nodig hebben. Dan zit hij knorrig in een hoek van de paskamer en kijkt kritisch, hoe zij zich van de ene slecht zittende creatie in de andere hijst. Hij staart vol doffe antipathie naar haar, naar haar verwarde haren en haar verhitte wangen, die verwarder worden en verhitter, al naarmate het aantal mislukte selecties toeneemt.” Dit is hoe ze schrijft, empathisch met een spottende toon.
Het fragment laat ook zien hoe actueel het boek nog steeds is. Ga op zaterdagmiddag naar de paskamers van een grote kledingzaak en je hebt aanzienlijke kans dat je het hierboven beschreven tafereel ziet. Al zit de man nu waarschijnlijk gewoon naar zijn foonscherm te staren waar hij zich met moeite korzelig van losrukt als door de vrouw zijn aandacht wordt gevraagd.
Kort nadat ik het boek uit had zag ik een reel op het Instagram-account van actrice en schrijfster Evi Hanssen, een soort eigentijdse Ina van der Beugel die nu een serie maakt over vrouwen in de overgang, nog zo’n door mannen taboe verklaard onderwerp. In de bewuste clip figureert haar echtgenoot en wat hij zegt lijkt regelrecht uit het boekje te komen. De onbeholpen man die amper kan overleven zonder vrouw. Er mag in 80 jaar veel veranderd zijn maar nog veel meer niet.
Bovendien groeit er een tegenbeweging tegen de verandering die bereikt is. Het verzet van conservatieve mannen en hun vrouwelijke bondgenoten, de tradwives die terug willen keren naar de jaren dertig. Of nee, verzet is niet het juiste woord want zij hebben immers de macht nog in handen. Het is hun weerstand tegen vooruitgang.
En dat zette me aan het denken.
Toen in 2001 in de VS de aanslagen van Al-Qaida plaatsvonden en het debat losbarstte over de fundamentalistische islam was er iemand die uiteenzette dat het ging om mannen die in opstand kwamen tegen de vooruitgang die hun machtspositie dreigde te ondermijnen. Kijk maar naar hoe de Taliban vrouwen onderdrukken, of de ayatollahs in Iran die hetzelfde doen. De commentator, wiens naam ik helaas vergeten ben, merkte op dat het een bij voorbaat verloren strijd was. “Ze worden al tegenspartelend de 21e eeuw in getrokken”. De analyse sprak me aan, daarom heb ik hem onthouden.
Er zijn vele manieren om te kijken naar wat er momenteel in de wereld gebeurt en ik ben er niet van om alles toe te schrijven aan een enkele oorzaak, of dat nou ‘woke’, kapitalisme, racisme of wat dan ook is. De wereld is complexer dan onze theorieën aan kunnen en de werkelijkheid trekt zich nogal eens weinig aan van door mensen bedachte tegenstellingen.
Maar het is niet moeilijk om te zien dat we in de huidige politieke situatie ook te maken hebben met mannen die zich, net als Bin Laden en de zijnen, met alle geweld verzetten tegen vrede en vooruitgang. Met mannen die bang zijn de machtspositie, die zij op grond van hun geslacht hebben, te verliezen.
Die machtspositie is niet ‘natuurlijk’, zoals ze zelf wel denken, maar hebben ze grotendeels te danken aan religie. Het patriarchaat is de basis van de drie zogeheten woestijnreligies, jodendom, christendom en islam, waardoor ze zich al sinds eeuwen laten inspireren. Feminisme is zo bezien de echte oerstrijd. Je weet dus wat je te doen staat.
Dat ik tot die analyse zou komen, had ik ook niet kunnen denken toen ik dat boekje van de plank pakte met de illusie dat het misschien een lekker spottend stukje kon opleveren. Allemaal te danken aan een legendarische, slimme en succesvolle vrouw, zonder eigen Wikipedia-pagina.
QED.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.