© cc-foto: Istvan
In het boek van Philip Blom, “De opstand van de natuur”, worden de ingrijpende gevolgen beschreven van de temperatuurdaling met 2 tot 4 graden in Europa tussen 1570 en 1685, ook de kleine ijstijd genoemd. De meest directe gevolgen werden zichtbaar in de landbouw; gewassen zoals graan of druiven groeiden slecht, er ontstonden misoogsten en als gevolg daarvan hongersnoden en epidemieën. Vaak werd de oorzaak gezocht in een straf van God voor de zondigheid van mensen of in hekserij, wat leidde tot allerlei vormen van boetedoening of het gruwelijk doden van vermeende heksen.
Er ontstond maatschappelijke beroering, in grote delen van Europa braken onlusten en burgeroorlogen uit, vaak godsdienstoorlogen. Maar ook stimuleerde de situatie tot het zoeken naar nieuwe oplossingen, zoals de teelt van andere producten, bijvoorbeeld bieten, het exploiteren van nieuwe wingebieden of het winnen van nieuw land door bemaling. Als gevolg daarvan veranderde ook de maatschappelijke gelaagdheid; veel mensen trokken naar de steden, de macht van de landadel nam af, en dit leidde uiteindelijk tot het einde van de feodale samenleving.
Het behoud van eeuwenoude werkwijzen en van maatschappelijke stand en eer maakte plaats voor een meer wetenschappelijke aanpak, en voor economisch en marktgericht handelen. Handelaren en speculanten gingen zich richten op het vergaren van geld en bezit. De wereld werd groter, internationale relaties gingen een steeds belangrijkere rol spelen. De landbouw werd gerationaliseerd, en nieuwe technieken en producten resulteerden in hogere opbrengsten. Er kwam ruimte voor experimenten, nieuwe theorieën en filosofieën.
Een voorbeeld van dit laatste is Spinoza, die uit de ondeelbaarheid van God en de wereld concludeert dat de samenleving noodzakelijkerwijs moet garanderen dat de mens bereid is zijn vrijheid te beperken om gerechtigheid te volgen zonder door het egoïsme van anderen te worden bedreigd. Dit leidt idealiter tot een tolerante democratie, die de macht van een ieder beperkt. Ieder mens is baas over de eigen gedachten. Hoewel Spinoza in zijn tijd met name door kerkleiders werd verguisd, baanden zijn gedachten de weg voor een humanistische kijk op de samenleving, die in de Verlichting, vanaf halverwege de 17e eeuw, ook door andere denkers werd verspreid.
Aan het eind van de kleine ijstijd ging het produceren voor de markt een steeds grotere rol spelen, met als uitvloeisel een steeds belangijkere positie voor de handel en voor geld als ruilmiddel, maar ook als beleggingsmiddel. Het mercantilisme, dat de staat als een bedrijf wilde beheren en winst maximaliseren, kwam op. Voorwaarde was een stabiele en goed georganiseerde staat, die door winstmaximalisatie haar macht kon vergroten. De wereld was een strijdtoneel, met weinig winnaars, en uiteindelijk zou er één de sterkste zijn.
In deze maatschappelijke constellatie groeide een machtige middenklasse van handelaren, wetenschappers, dienstenverleners, ambtenaren, bemiddelaars. Grote delen van de bevolking die niet tot deze klasse behoorden, werden uitgebuit. De middenklasse wilde zich ook manifesteren in politieke macht, en gebruikte daartoe argumenten zoals gelijke rechten, scheiding der machten, tolerantie en gewetensvrijheid. Dit leidde uiteindelijk tot zeggenschap op basis van maatschappelijke prestatie in plaats van adellijke overerving. Deugdzaamheid werd niet langer als de drijvende kracht gezien, maar het beeld ontstaat dat een samenleving floreert als mensen van elkaar profiteren, ook als daarbij sprake is van het gebruik van list en bedrog.
Wat kunnen we leren van de hier beschreven ontwikkeling? Een belangrijke les is dat samenlevingen zich aan kunnen passen aan sterk veranderende fysieke omstandigheden, die een crisis inluiden. De aanpassingen gaan doorgaans niet zonder slag of stoot en vragen om offers en slachtoffers.
In onze tijd is er sprake van een nieuwe klimaatverandering als gevolg van de industriële ontwikkeling. Het verschil met de kleine ijstijd is dat we deze verandering aan zien komen, en er ons op voor kunnen bereiden. Bovendien hebben we nu beter zicht op de mechanismen die aan de verandering ten grondslag liggen, en daardoor hebben we een beter beeld van de knoppen waaraan we kunnen draaien om de schadelijke gevolgen te voorkomen of verminderen. Maar in deze tijd is het gebrek aan politieke wil en de bereidheid tot het brengen van noodzakelijke offers de belangrijkste factor die het nodige proactieve ingrijpen verhindert. In feite is de maatschappelijke ordening die uit de kleine ijstijd voortkwam, en toen vruchtbaar was, nu de belangrijkste hinderpaal bij het voorkomen van een ramp.
Het dominante neoliberale marktdenken en de nadruk op de autonomie van de afzonderlijke staten die de erfstukken zijn van de Verlichting staan de noodzakelijke ingrepen, waarvoor internationale samenwerking een voorwaarde is, in de weg. Er is daarom, net zoals in de kleine ijstijd, een omslag in ons denken en in onze omgangsvormen en –normen nodig. De vraag is of die omslag tot stand kan komen door overleg, of dat ze teweeg zal worden gebracht door een wereldwijde strijd tussen aanhangers van de vrije markt en die van autoritair leiderschap, zoals nu tot uitdrukking komt in het Oekraïne conflict.
Laten we hopen dat we ons niet naar de ondergang kibbelen of vechten en dat wijze leiders met voldoende autoriteit ons veilig langs de dreigende klimaatramp loodsen.
Door: Raf Daenen en Willem Vermeulen
cc-foto: Istvan