Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Hoe maken we van Nederland een volwassen inclusief land?

  •  
13-08-2024
  •  
leestijd 5 minuten
  •  
5240 keer bekeken
  •  
ANP-505784444

Hoe komt het toch dat Othering zo hardnekkig is in ons land?

Het is een kwart eeuw geleden. Met een vriend zaten we buiten het Amsterdamse debatcentrum De Balie een sigaret te roken. Mijn Nederlandse vriend van Liberiaanse afkomst, eloquent in woorden en een mooie diepe stem, zei: “Als ik zometeen de straat oversteek zou een Nederlandse voorbijganger niet denken: ‘Daar loopt een Nederlander’, nee hij zou denken: ‘Daar loopt een zwarte man’. Daarmee vatte hij de kern van de koloniale mindset die de multiculturele samenleving in de weg zit samen.

Ik vond het té somber gedacht toen. Een kwart eeuw later, en vele golvende bewegingen tussen euforie en dysforie rond dit thema, moet ik hem alsnog gelijk geven. Nederland is al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een immigratieland en ook bekend met opkomst en opvang van vluchtelingen. Maar nog altijd zijn onze leiders, onze intellectuelen, onze cultuursector en media, onvolwassen in het omgaan met dit gegeven.

De Nederlander met andere roots, zoals ik of mijn Liberiaanse vriend, de gevluchte kindsoldaat die een succesvolle Amsterdamse ondernemer werd, wordt in de beste gevallen geëxotiseerd en in de meest rampzalige gevallen gedehumaniseerd.

De “normale Nederlander”, “de echte Nederlander”, het zijn woorden die de xenofobische, reactionaire of opportunistische politieke leiders de afgelopen decennia graag in de mond nemen tijdens de verkiezingen. Het zijn codewoorden geworden. Ze staan voor wie de etnische norm is en tot wie zich tot de rest dient te schikken: de inheemse Nederlander. Die norm lijkt erg hardnekkig, en doorgaans populair. Het heeft de meest xenofobische politieke partij in ons parlement het grootste electoraat bezorgt bij de afgelopen verkiezingen.

Een Nederland dat maar niet volwassen wil worden als immigratieland. Daar moest ik de afgelopen weken en afgelopen dagen aan denken. De aanleiding was tweeledig. De eerste was het veelbesproken Zomergasten-gesprek van voormalig Midden-Oosten-correspondent en bestsellerschrijver Joris Luyendijk met documentairemaker en bekroond fotograaf Sakir Khader. De tweede, de geweldige prestatie van Sifan Hassan tijdens de Olympische Spelen.  

Culturele inbedding van uitsluiting zit hem altijd in details. De hardnekkigheid van een dikke etnocentrische norm zit altijd in wat er oogt als een bijzaak van waar het - op het oog - echt over gaat. Bij dat moeizame gesprek tussen Luyendijk en Khader was het dat ene zinnetje van Luyendijk over het accent van Khader dat bij mij het lichtje deed branden. ‘Als ik mijn ogen dichtdoe, dan hoor ik meer een Marokkaan dan een Palestijn’, zei Luyendijk over de tongval van een derde generatie immigrant.

Hier zat een geëngageerde intellectueel en journalist - die ik persoonlijk hoog heb zitten - met waarschijnlijk de beste bedoelingen van de wereld, die toch de verleiding niet kon weerstaan om zijn eigen accent als norm te stellen, het accent van de ander in een hoek te plaatsen: Othering noemt men dit in wetenschappelijke literatuur.

Sifan Hassan lukte het om het onmogelijke te realiseren; drie medialies op rij in een en dezelfde Olympische Spelen met een meeslepende overwinning tijdens de marathon als sluitstuk. Dat was prachtig om te zien. Maar wat mijn onderzoekende blik opviel was de veel besproken hidjab van Sifan Hassan bij het in ontvangst nemen van de gouden medaille.

Hoe komt het toch dat dit othering zo hardnekkig is in ons land? Er is ongetwijfeld een verband te leggen met vier eeuwen koloniaal verleden. Het voortduren van praktijken scheppen hardnekkige beelden. De praktijk van de wijde wereld intrekken om te handelen, dan wel plunderen, bezitten, kolonialiseren en slavenhandel, heeft ongetwijfeld een statisch beeld geschapen over de verhouding tussen de inheemse Nederlanders en de rest van de wereld.

Maar het hardnekkige othering in het heden valt niet in alle opzichten aan het koloniale verleden toe te schrijven. Dat is te gemakkelijk en te fatalistisch. De samenleving, wat de norm is en wie als ‘normaal’ wordt gezien, herdefinieert zich voortdurend. Daarin spelen bepaalde sociale instituties een cruciale rol. De Rijksoverheid, Onderwijs Cultuur en Media in het bijzonder, communiceren voortdurend wat de norm is, vertellen het verhaal wie de Nederlander is.

Deze instituties zijn na ruim zeventig jaar een immigratieland te zijn geweest - kan ik niet anders concluderen - gefaald in het scheppen en communiceren van een inclusief verhaal over Nederland en wie de Nederlander is.

Maatschappelijke Instituties zijn geen zelfregulerende machines, ze worden geleid en hun falen is er in het bijzonder een van degene aan de top, de leiders. De samenleving en haar instituties kunnen zich wel degelijk aanpassen aan de veranderde tijd. We zouden uit de alarmerende nood, die door de huidige exponentiële groei van xenofobische politiek in afgelopen tijd is ontstaan, een deugd kunnen maken. Het zou nu tot ons moeten doordringen, het gevoel van urgentie. Hoe dringend we moeten werken aan een inclusieve samenleving. Maar dat vraagt wel om inclusieve leiders.

De broodnodige verandering vraagt om leiders met visie en met gezag. Ook hier, net als bij alle andere gevallen van aanzetten tot verandering, geldt: gezag krijg je als je iets te zeggen hebt. Vooralsnog tref ik vooral bestuurders, leiders en een politieke en culturele elite die in de beste gevallen aan culturele en etnische inclusiviteits-lippendienst doen. Vluchtig, makkelijk en vooral gezellig. Het blijvend verdiepen in en verbinding zoeken met de Ander – degene met een andere etnische en culturele historie dan die van henzelf dichterbij te halen - om te voorkomen om in de val van othering te trappen ontbreekt.

Veelal denkt men aan meefeesten met etnische vieringen en gezelligheid. De pijn van het eigen “normaal” te bevragen, ontwikkelen van een minder eenkennig beeld, en de uitdaging van met vallen en opstaan leren inclusief leider te worden, durft men niet aan. 

Niemand, geen enkele Nederlandse burger, of die geboren is in Liberia net als mijn wijze vriend, of Teheran, net als ik, of de bevriende boer uit Gennep, bij wie ik af en toe mag schuilen voor de vluchtigheid van het Haagse, wordt geboren met de kennis en vaardigheid om een inclusieve leider te zijn. Sterker nog, het is een voor ons allen een nieuw tak van sport. Maar wel een uitdaging en een type leiderschap dat we dringend nodig hebben om het land uit het moeras van “het oude normaal” te trekken.

Delen:

Praat mee

onze spelregels.

avatar
0/1500
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.