De geografie van ontkenning
Steeds vaker zien we het terug: gemeenten die verklaren geen betrokkenheid te hebben gehad bij het Nederlandse slavernijverleden. Soms, zoals in het geval van Almere, gebeurt dat met een bijna zakelijke afstandelijkheid. Andere gemeenten laten juist wél onderzoeken uitvoeren naar hun historische rol in het koloniale systeem.
In beide gevallen toont zich een breder patroon dat Nederland al decennialang in zijn greep houdt: de neiging om verantwoordelijkheid op te knippen in beheersbare stukjes – zo klein en lokaal mogelijk – tot niemand zich werkelijk aangesproken voelt. Het is de geografie van ontkenning: grenzen trekken waar pijn en winst ooit vrij circuleerden.
De mythe van de neutrale gemeente
Op papier lijken de argumenten vaak logisch. Een gemeente die pas in de twintigste eeuw werd gesticht, zou geen verbinding hebben met slavernij. Een stad die "geen directe sporen" vindt in haar archieven, stelt zich buiten schot. Maar wie verder kijkt dan bestuurlijke lijnen en oprichtingsdata, ziet vooral wat er ontbreekt: de bereidheid om verantwoordelijkheid te nemen die verder reikt dan formele documenten.
Wat in deze uitspraken gepresenteerd wordt als neutraliteit is in werkelijkheid historische blindheid. Er bestaat geen neutrale gemeente in Nederland. Iedere gemeente die vandaag bestaat, bestaat binnen structuren die zijn opgebouwd uit eeuwen van koloniale welvaart. De polder waarop Almere rust, werd drooggelegd met kapitaal dat zijn oorsprong vindt in plantage-economieën. De technologie, het cement, de expertise – alles droeg de fingerprint van een systeem dat zijn winst haalde uit de uitbuiting van miljoenen mensen.
Het spoor van de winsten
Die winst verdween niet in het niets toen de slavernij werd afgeschaft. Ze transformeerde en stroomde door naar een samenleving die vandaag nog steeds voortbouwt op die fundamenten. De koloniale winsten vloeiden rechtstreeks door naar de uitbreiding van steden, de aanleg van spoorwegen, de opkomst van verzekeringen, de groei van banken, de ontwikkeling van onderwijsinstellingen en gezondheidszorg.
Neem de Amsterdamse grachtengordel – UNESCO-werelderfgoed, gebouwd met winsten uit de West-Indische Compagnie. Of de Universiteit van Amsterdam, oorspronkelijk het Athenaeum Illustre, dat zijn eerste bloei kende dankzij kooplieden die hun fortuin maakten in de koloniale handel. Deze erfenissen zijn niet "van toen" – ze vormen tot op de dag van vandaag onze nationale identiteit.
De vraag is dus niet of een gemeente "toen al bestond", maar of we als samenleving durven erkennen dat de wereld waarin we nu leven – in al haar kansen en ongelijkheden – direct verbonden is met het verleden.
Het systeem van doorverwijzing
En toch blijft de dominante reflex om verantwoordelijkheid te verdelen. Het is een perfecte bureaucratische dans: de Rijksoverheid wijst naar gemeenten, gemeenten kijken naar scholen, scholen verwijzen naar ouders, ouders naar de media, en de media vragen weer om regeringsbeleid. Ondertussen blijft het gesprek over werkelijk herstel hangen in symboliek en beleidsstukken, in plaats van te leiden tot gezamenlijke daden.
Deze fragmentatie is geen onbedoeld bijeffect – het is een mechanisme dat verantwoordelijkheid ontloopt door haar te verdunnen. Wanneer iedereen een beetje verantwoordelijk is, is niemand het werkelijk.
De prijs van versnippering
Dat is de werkelijke impact van deze fragmentatie: ze belemmert heling. Heling vraagt om volledigheid, niet om juridische precisie maar om morele helderheid. Niet om exact vast te stellen wie wat wist en wanneer, maar om samen te erkennen dat wat toen gebeurde, nu nog voelbaar is – in structuren, in kansen, in wantrouwen, in intergenerationeel trauma.
Gemeenten die wél het lef tonen om onderzoek te doen, zetten een belangrijke stap. Maar zolang die stappen versnipperd blijven, en de centrale overheid zich blijft verschuilen achter lokale initiatieven, blijft het grotere verhaal onbesproken. Want dit is geen lokale kwestie – het is een nationale erfenis die vraagt om een nationale houding.
Collectief eigenaarschap als antwoord
Wat nodig is, is geen nóg complexer systeem van doorverwijzingen en bevoegdheden. Wat nodig is, is collectief eigenaarschap. Niet versnipperd, niet voorwaardelijk, maar volledig. Niet om elkaar te beschuldigen, maar om eindelijk samen verantwoordelijkheid te nemen voor wat we geërfd hebben – de rijkdom én de pijn.
De geschiedenis van slavernij is geen dossier dat per gemeente afgehandeld kan worden. Het is een gedeelde realiteit, waarin we onszelf niet los kunnen maken van elkaar zonder de waarheid geweld aan te doen. En pas wanneer we die waarheid collectief durven dragen, ontstaat er ruimte voor iets wat in dit land nog nooit werkelijk is gebeurd: gezamenlijke bevrijding.
Niet alleen voor de nazaten van wie ooit onmenselijk zijn behandeld, maar voor iedereen die leeft in een samenleving die haar verleden te lang heeft weggeduwd. Want een samenleving die haar geschiedenis vlucht, blijft gevangen in de patronen die ze probeert te ontlopen.
De transformerende vraag
De vraag is dus niet: wie was erbij?
De vraag is: wat doen we nu we weten dat het nooit is weggeweest?
En die vraag verdient een antwoord dat zo groot is als het probleem zelf – collectief, moedig, en eindelijk gericht op bevrijding in plaats van beheersing.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.