Ook het hoogste rechtscollege van Nederland is tot de conclusie gekomen dat PVV-leider Geert Wilders een misdrijf tegen de openbare orde heeft begaan toen hij op een verkiezingsbijeenkomst in 2014 zijn aanhang ophitste tegen Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond. De Hoge Raad handhaaft het vonnis van het Gerechtshof dat hij zich met groepsbelediging schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 137c van het wetboek van Strafrecht dat luidt:
"Artikel 137c 1. Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie."
"2. Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd."
Met de uitspraak komt vermoedelijk geen einde aan een juridische procedure die Wilders al zeven jaar lang heeft weten te rekken. Hij kan nu nog naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stappen en de kans is groot dat hij dat zal doen, alleen al vanwege de publiciteit die dat met zich meebrengt.
De Hoge Raad bevestigt ook dat Wilders in aanmerking komt voor de lichtste veroordeling die Nederland kent: schuldig zonder straf. De PVV-leider heeft niettemin aangekondigd dat hij recidivist wordt: “Ze willen mij de mond snoeren, maar ik zal nooit zwijgen. Ze kunnen mij veroordelen, maar ik zal de waarheid blijven spreken.” Of Wilders echt de daad bij het woord voegt is de vraag. Veroordeelden worden bij herhaling van een misdrijf veelal zwaarder gestraft.