In deze kamer vol spiegels heb ik een ontwenningskuur en schizofreniebehandeling ondergaan. Of ik genezen ben weet ik niet
Naast mijn moeder, in Centraal-Anatolië, is dus nog een plek vrij. Op het oog ongeveer een meter breed, gelukkig ben ik klein van postuur gebleven, met wat passen en meten zal ik daar wel in passen. Maar denk je eindelijk eeuwige rust aan de moederborst te hebben gevonden, word je in je zij geprikt.
Nurnaz Deniz verblijft in 2012-2013 in Istanbul. Daarover doet ze verslag.
Ze zal vast beginnen met de vraag kız , meid, is het waar dat je met een gavur , een heiden, was getrouwd? Nee, dat is helemaal niet waar, hoe kom je erbij. En maar hopen dat mama het niet heeft gehoord.
Ze zijn ook niet besneden, pisler , de viezerikken. Dat zal ze ter sprake brengen en nog vele andere kwesties waarop we eindeloos zullen kauwen en herkauwen. En je weet dat mama het altijd hoort, maar doet alsof dat niet zo is, om jou te sparen.
Ik zal haar zeggen: dit is geen onderwerp om hier nu te bespreken, en daarmee zal ik proberen het onderwerp af te sluiten. Maar dan zal waarschijnlijk een verre tante, die verderop ligt, het nog niet opgeven en schaterlachend zeggen dat we alle tijd hebben.
Nee ik weet het, ze geven niet zo snel op. En ik wil niet eens denken aan de mogelijkheid dat degene die naast me ligt een verre oom is. Nee, dan maar zoals Amin Maalouf: geen wortel willen schieten, wortels binden je in de bodem, dan sta je wel vast maar ben je niet vrij van de aarde. Niet de wortel wil ik zijn, maar de kruin van de boom in de lucht wil ik koesteren en zijn. Ik heb altijd al van de frase kavak yelleri , populierenwind, de wind in de populieren, gehouden.
In mijn geboorteland Turkije ben ik een buitenstaander, een observator. In Nederland ben ik ook een buitenstaander en een observator maar zat ik midden in het gevecht. In dat gevecht kreeg ik af en toe een baksteen tegen mijn schedel, en soms raakte ik iemand met een kiezel. Nu laat ik het streven om een onderdeel te worden varen, om mijn plek op te eisen. Heel af en toe zal ik het niet kunnen laten om zoals Edward Said met een steen in de hand de straat op te gaan. Maar daar zal ik het bij laten, vallah !
Een oude Turkse diplomaat die een periode in Nederland was gestationeerd zei: om in Nederland, Europa enigszins een ‘normaal’ leven te kunnen leiden, moeten jullie een beetje doof, stom en blind zijn. Je moet het maar accepteren. Hij heeft een punt als je kijkt naar de commotie over telkens weer dezelfde kwesties, die als gerecycled papier telkens weer op je deurmat vallen. Als ik naar de gewezen diplomaat zou luisteren, dan zou ik de krant zonder er een blik op te hebben geworpen, meteen voor hergebruik in de papierbak moeten gooien, naast de compostbak en vrolijk de straten van Amsterdam in gaan. Hé Tiene, ook goeiemorgen! Trouwens, met krantenpapier kun je ook heel goed je spiegels schoonmaken, heb ik in Turkije geleerd, geen zeep, geen glassex, geen speciale doekje, niets. Naar verluidt neemt de crisis in Nederland steeds ernstigere vormen aan. Dus als er bezuinigd moet worden, dan is dit mijn bijdrage daaraan.
Ik heb de stad Istanbul niet kunnen aanraken, onze liefde bleef platonisch ondanks de verlangende blikken, het geflirt. Terwijl ik na twintig jaar weer zo nabij ben, anders dan de vluchtige rendez-vous van de afgelopen jaren. Als ik zou willen hoef ik alleen maar mijn handen naar haar uit te strekken, maar ik weet niet of ze dat toelaat. Het aanzicht van de glooiingen van Harbiye inBeyoğlu vanuit de vallei van Dolapdere deed me dat telkens weer beseffen. Want Beyoğlu is de belichaming van deze liefdesgeschiedenis. Daar ligt het verdriet van de verlatenen en van degenen die moesten verlaten. Het verstandshuwelijk dat Beyoğlu noodgedwongen met de toeristen is aangegaan wordt zichtbaar in de triestheid van een verlaten konak, een houten huis, tussen de hippe vijfsterren hotels en shoppingmalls. De oude geliefden zullen elkaar zo nu en dan elkaar vast ergens stiekem ontmoeten, vervuld van weemoed en melancholie. Ik ben van Dolapdere: de chaos, het niemandsland, de anonimiteit, de bedreigde periferie. Ja, ik ben van Dolapdere, letterlijk betekent het ‘een beekje in een kast’. Ik ben een van de vele bloemen, onkruid, kiezels die ze heeft verzameld in haar zak die ze geïmproviseerd heeft door haar rok met haar twee handen op te houden. Bij het horen van de stem van haar geliefde, die zegt dat het tijd is om te gaan, laat ze haar rok los. Als een verliefd jonge paar op Büyükada, of in een van de koru (bosjes) op de zeven heuvels. Ik val net als de rest uit haar zak.
Het is voor mij ook tijd om te gaan, mijn zoon mist zijn geboortegrond Nederland. In deze kamer vol spiegels heb ik een ontwenningskuur en schizofreniebehandeling ondergaan. Of ik genezen ben weet ik niet, maar ik ben niet langer bang van mijn spiegelbeelden.
De Byzantijnse muren, ooit zo machtig en veilig, nu zo verlaten en triest. Geen muren van steen dus, maar ik denk nieuw materiaal te hebben gevonden. Achter dat materiaal kun je een Don Quichote in je huisvesten en er de pijn van eenzaamheid verzachten door een van je vele lotgenoten, verspreid over het continent Europa, te bezoeken, om met hen een kopje acı kahve , zwarte koffie, te drinken. Bijvoorbeeld in Oostende, net als Marvin Gaye. In veel gevallen zullen het ook glazen wijn zijn, wat dat betreft gaat mijn voorkeur uit naar de bodem van de Macar kardeşler , de Hongaarse broeders. Fransız kalmak , Frans zijn oftewel niet kunnen begrijpen, geen idee hebben waar het over gaat, is een gezegde hier in Turkije. Maar wat de Franse broeders zeker beheersen is het bloed van Christus brouwen. En anders resten me de Duitse brothers and sisters, mijn mede- Alamancılar , zij kunnen er ook wat van.
Ik dank de Polis, trek mijn kaftan aan en vervolg mijn reis. Lay back and watch!