Het was weer raak in Amsterdam. Regenachtige straten, verhitte stemmen, een clash die de stad in beroering bracht. Wat begon als een Europa League-duel tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv werd al snel een slagveld waarin politieke wonden en oude pijn bloot kwamen te liggen. Supporters van Maccabi Tel Aviv riepen racistische leuzen, rukten Palestijnse vlaggen van gevels en bezorgden de stad een golf van antisemitische spreekkoren. Aan de overkant van de kloof stonden pro-Palestina-demonstranten, woedend, ondanks een demonstratieverbod, vastbesloten hun verzet te tonen. Wat volgde was chaos – het zoveelste bewijs dat de maatschappelijke breuklijnen in ons land niet simpel te lijmen zijn.
En ja, populistische politici stonden direct klaar om te scoren. “De integratie is mislukt,” riepen ze al snel. Simpel. Handig. Maar net zo vals. Alsof het iets is dat keurig op orde te brengen is, zoals een geplaveid plein waar elke stoeptegel precies past. Maar wat als integratie niet zo strak hoort te zijn? Wat als het juist mag schuren, rammelen en wringen?
Laten we eerlijk zijn. Wat betekent ‘gelukte’ integratie? Betekent het dat iedereen zich conformeert aan onze oer-Hollandse regels en gewoonten? Nederland is het land van geordende paaltjes en millimeter-geplande Vinex-wijken, van een strak bewandeld pad dat weinig ruimte laat voor rafelranden. En toch eisen we dat nieuwkomers ‘passen’. Wat bedoelen we daarmee? Is dat gehoorzamen, in de rij lopen, nooit afwijken? Maar wat als het anders mag – en moet?
Kijk naar de cultuur van onze eigen voetbalsupporters. Voetbal is meer dan een spelletje, het is een volksuiting die met regelmaat uitmondt in rauwe, lelijke uitbarstingen. Van “Hamas, Hamas, alle Joden aan het gas” tot “Joden aan de galg” – dit zijn geen incidentele uitwassen. Het is een hardnekkige traditie, eentje die diep genesteld zit in de onderbuik van onze stadions. We zouden willen dat het verdwijnt. Maar misschien is het tijd om ons af te vragen waarom het blijft.
Hoeveel ruimte geven we voor kritiek als het om onze eigen cultuur gaat? Waar blijven de ferme woorden van veroordeling als antisemitisme uit onze eigen stadions klinkt? We leggen de nadruk op het aanpassen van ‘de ander’, maar wat zegt dat over onszelf? Wat willen we écht met integratie bereiken?
Het probleem is dat integratie vaak wordt gezien als eenrichtingsverkeer. Je moet je voegen, aanpassen, gehoorzamen. Maar dat werkt niet. Een samenleving waarin je alleen welkom bent als je alle scherpe kanten wegsnijdt, is geen samenleving. Echte integratie biedt ruimte voor confrontatie, ongemak en de bereidheid om te luisteren – zonder haat goed te praten. Het moet rammelen, soms wringen. Het moet echt zijn.
En dan nog die spreekkoren – een pijnlijk erfgoed dat we liever wegstoppen. “Wij gaan op jodenjacht.” Het geluid van sissende gaskamers. Soms gericht tegen Ajax, vaak verder reikend. Het maakt deel uit van onze eigen historie en cultuur, hoe hard we dat ook proberen te verbergen. Het zegt iets over wie we zijn, wat we verdringen. Dus voordat we vingers wijzen naar anderen, is het misschien tijd om naar binnen te kijken. Naar wat wij tolereren in onze eigen tradities en gewoonten.
Integratie betekent geen perfect geordende samenleving, waar iedereen precies hetzelfde doet. Het betekent leren omgaan met de chaos en de botsingen. Het betekent dat er ruimte is om anders te zijn, maar ook om elkaar uit te dagen – zonder geweld, zonder haat, maar mét ruimte voor echte dialoog.
Dus ja, integratie? Ik doe het… maar niet op de automatische piloot. Het is tijd voor een nieuw gesprek. Een gesprek dat niet gladgestreken is, waarin ruimte is voor verstoring en ruis. Want dit land heeft kleur nodig, ruimte om te botsen en samen verder te komen. Niet als perfect afgewerkt plaatje, maar als een levende, ademende werkelijkheid die soms confronterend is. Moeilijk? Absoluut. Gratis? Zeker niet. Maar het is de moeite waard.