“Wie ligt er nu op die sofa, het kleine meisje Eva, of de kritische artiest Crutzen?”, vroeg ik me bijna drie uur af tijdens Zomergasten. Griet Op de Beeck was wel duidelijk de therapeut. Eindelijk kon zij voluit gaan voor de rol die ze graag wil vervullen in deze editie van de Zomergasten. Bij Eus en Simon Kuper wou het haar maar niet lukken. Zij hadden een grote behoefte om de avond meer te laten zijn dan een egodocument. Hun vele “ikken” - het kind, de puber, de volwassene, de vader, de schrijver etc. - en de levenslessen, de pijn, de inzichten die zij gaandeweg hadden opgedaan, legden ze op tafel in dienst van ons, de kijkers. Zij bleven op de stoel zitten, wezen consequent de pogingen tot een sofadialoog van Op de Beeck af.
Eva Crutzen daarentegen stond te popelen om bij Op de Beeck op de sofa te gaan. De bedoeling van de avond was het verwerken, kondigde zij bij aanvang al aan. “Anytime!”, antwoorde Op de Beeck met een glinstering van geluk in haar ogen. Haar oogverblindende jasje glinsterde mee. Eindelijk had de psycholoog het beet.
De avond was een lange verwerkingszit. Dat wil zeggen: grotendeels. Het poep- en piesgevecht uit het gekozen openingsfragment dat zo voorspelbaar hoort bij de nihilistische smaak van Hollandse theatermakers, daargelaten. Een veel te lange verwerkingszit voor de kijker werd het naar mijn smaak.
Ik had stiletjes gehoopt dat het over betekenisgeving aan de rouw zou gaan, meer dan dit eenzijdige inzoomen op het particuliere verhaal. Mijn hoop was dat een allround kunstenaar als Crutzen een poging zou wagen om de huidige cultuur van ‘recht op geluk’ een kritische spiegel voor te houden.
Want waardig, troostend, zingevend en verdiepend rouwen lijken we in ons materialistische tijdperk te zijn verleerd. Omgang met de dood van dierbaren of ieder ander onverwacht verlies laat diepe wonden achter, overal en in alle tijden. Dat valt niet te relativeren of te verbloemen. Maar in ons tijdperk lijken die wonden alsmaar te blijven bloeden, in plaats van littekens te worden die ons rijper kunnen maken, wijze ontroerende dragers van de schoonheid van existentiële melancholie, van troost, the wounded healer.
In een tijdperk waarin groei en- vooruithangsdogma’s domineren, roept het woord “verlies” te veel een connotatie op met dat nare woordje: “loser”. Bovendien drukken massacultuur en consumentistisch en industrieel denken over het organiseren van de samenleving ons allen naar het midden. “Normaal” is een gewilde kwalificatie geworden. Een normaal leven, een normaal uiterlijk, een normale relatie. Achter het door modebladen gestuurde commerciële narcisme, dat ‘levensstijl’ is gaan heten, schuilt de dwingende culturele hegemonie van “gewoon zijn”.
Niemand lijkt zich te willen afvragen: wie bepaalt wat normaal is, wie bepaalt die norm? Het is niet voor niets dat onze langstzittende premier die het voorwerk heeft verricht voor het huidige waardeloze politieke tijdperk, de waarden-loze pragmaticus Rutte, zich al te graag richtte tot “de normale Nederlanders”. Iedereen wil daarbij horen, bij “normaal”.
Maar dat kon de kleine Eva niet meer, normaal zijn. Want op haar 11e jaar gebeurde een drama dat voor een jong kind te groot is om alleen te kunnen dragen. Haar moeder overleed. Eva en de achtergebleven mannen, de vader en de broer, kwamen in een overlevingsstand.
Dapper van Eva Crutzen om de avond in vele opzichten rond dit grote levensverhaal te willen componeren. Daar had ik op gehoopt. Maar de opbrengst werd zo mager. Nergens een poging om de pijn van de kleine Eva te verbinden met de grotere vragen. Vragen over ons tijdperk, over eeuwigheid, over hoe zin te geven aan het verlies, of welk licht in het duistere van het verlies wellicht ook verborgen is.
Op de sofa van Op de Beeck zat de kleine Eva. Ik zag bij vlagen in haar blik hetzelfde ontroerende aangezicht als de formidabel ontwapende blik van het kleine meisje van het fragment uit Hoofdzaken die met haar blik tegen haar door een herseninfarct getroffen vader wou zeggen: “Papa, ik hou van je”.
“Mama, ik hou van je”, zag ik de kleine Eva stilzwijgend tot de ziel van haar moeder blikken. De zichtbare zielsverwantschap van Crutzen met dat kleine meisje was voor mij de grootste winst van de avond.
Maar in de conversatie, en Zomergasten draait toch ook vooral daarop, was de volwassen Crutzen al te graag patiënt van wannabe-therapeut Op de Beeck. Dat leverde clichézinnen op over het verwerken en jezelf kwetsbaar opstellen. Die alsmaar terugkerende gespreksstijl verveelde te gauw, en de artiest-regisseuse Crutzen had het zelf ook door. Dan maakte zij met haar hand een swipe-achtige beweging in de lucht, op naar het volgende fragment. Maar het gesprek kwam telkens weer op de sofa terug. Jammer.
‘Ik heb je hevig zien voelen, ik zie je geworstel, maar ook de gretigheid om het leven te omarmen. En ik denk: het gaat helemaal goedkomen met die vrouw.’ Zei de psychologe tot de kleine Eva. Ik denk dat kleine Eva aan een gedicht, een melancholische hymne, een ontroerende samendans meer had dan dit proza. De grote Eva Crutzen, de artiest, had deze woorden al helemaal niet nodig. Met haar is het al lang goed gekomen.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.