Ze hoeven geen helden te zijn. Geen formuliertijgers. Geen systeemtovenaars. Ze willen gewoon lesgeven, zorgen, helpen — zonder tegengewerkt te worden.
Als we praten over vertrouwen in de overheid, dan gaat het vaak over mensen die hulp zoeken en verdwalen in regels. Die van het kastje naar de muur worden gestuurd. Die zich afvragen: ziet iemand mij eigenlijk nog?
Maar er is nóg een groep mensen die steeds minder gehoord wordt: de mensen die het werk doen. Op school. In de zorg. In het wijkteam. Bij de gemeente.
De docent die wil lesgeven, maar ondertussen moet voldoen aan twintig registratiesystemen.
De wijkverpleegkundige die meer tijd kwijt is aan afvinken dan aan zorgen.
De ambtenaar aan het loket die allang ziet waar het misgaat, maar daar weinig mee mag.
Zij willen gewoon hun werk goed doen. En toch behandelt het systeem hen steeds vaker alsof ze een risico zijn. Alsof hun vakkennis pas telt als het eerst in een protocol is vastgelegd.
Vertrouwen is geen extraatje
We hebben een overheid gebouwd waarin controle vaak belangrijker is dan vertrouwen. Dat zie je in het papierwerk. In de eisen. In hoe we zelfs professionals vragen om keer op keer te bewijzen dat ze doen wat ze al jaren met toewijding doen.
De intentie is vaak goed — verantwoording, rechtmatigheid, duidelijkheid. Maar de uitwerking is verstikkend. We bouwen steeds meer regels bovenop bestaande regels. En ondertussen vergeten we te vragen: werkt het nog voor de mensen die het moeten doen?
Dat is geen luxevraag. Want beleid dat niet uitvoerbaar is, is in de praktijk niet meer dan een idee op papier. Juist wie zich inzet voor anderen, mag verwachten dat het systeem werkt — of in ieder geval niet in de weg staat.
Vraag het de mensen die het weten
De mensen op de werkvloer zijn niet het probleem. Ze zijn vaak de eersten die zien waar het beleid spaak loopt. Ze hebben overzicht, ervaring en het dagelijkse contact met inwoners. En dat maakt hun kennis onmisbaar.
Toch worden ze zelden gehoord in de fase waarin dat het meest telt: bij het maken van regels. Of bij het aanpassen ervan. Alsof beleid altijd van boven moet komen, terwijl de praktijk allang een richting aanwijst.
Waarom zouden we hen niet aan tafel zetten bij het begin? Waarom zouden we wachten tot er iets misgaat, in plaats van eerder luisteren naar wie dagelijks ziet waar het schuurt?
Luisteren naar professionals is geen teken van zwakte. Het is gezond verstand. En misschien wel de snelste manier om het vertrouwen in overheid en instituties weer terug te winnen.
Durf bij te sturen
Natuurlijk hebben we regels nodig. We willen gelijke behandeling, rechtvaardigheid, bescherming. Maar regels moeten mensen helpen — niet tegenhouden. Als ze dat niet meer doen, moeten we durven zeggen: dit moet anders.
Dat vraagt moed van bestuurders. Niet alleen om nieuwe plannen te maken, maar ook om oud beleid te herzien. Om te erkennen dat niet alles tegelijk kan. En dat goed bestuur niet zit in méér regelen, maar in het goed doen van wat nodig is.
Wat zij al weten, moeten wij serieus nemen
Een overheid die werkt, is niet de overheid die het meeste doet. Het is de overheid die het juiste doet — en dat goed. Daarvoor moeten we opnieuw kijken naar waar beleid werkelijk landt: niet in de nota, maar in de klas. Niet in het rapport, maar aan het bed. Niet in spreadsheets, maar aan het loket.
Als we dat serieus nemen, dan begint goed bestuur niet bij macht, maar bij vertrouwen.
Niet bij controle, maar bij samenwerking. En niet bij de vraag “wie is er verantwoordelijk?”, maar bij: “wat heb jij nodig om je werk goed te doen?”
Want de mensen die het werk doen — die weten het vaak al lang. Tijd dat de overheid het ook weer weet.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.