2 november is het twintig jaar geleden dat Theo van Gogh werd vermoord. Vermoord om wat hij zei en wat hij als cineast liet zien. Vermoord om zijn onverbloemde kritiek op de islam. Hij wilde niet geloven dat wat hij zei over de koran, Mohammed en zijn aanhangers zijn einde kon betekenen. Van Gogh deed geen concessies. Hij zei wat hij vond. Hij uitte zich niet als idealist, maar vooral als provocateur. Hij schopte graag tegen heilige huisjes aan, tegen schijnheiligheid en tegen personen waar hij een hekel aan had. Over zijn stijl is veel gezegd en geschreven: onsmakelijk, beledigend, spraakmakend, over de grens.
Voor het eerst kwam Van Gogh uitgebreid in het nieuws na een polemisch stukje in het satirisch blad Moviola. Op 8 mei 1984 keek hij naar de veelbekeken talkshow van Sonja Barend. Te gast waren Leon de Winter, Frits Barend en Rudolf van den Berg. Aanleiding voor het gesprek was de verschijning van De Winters film Bastille. Van Gogh zag een zelfgenoegzame regisseur, die zich voordeed als quasi intellectueel. Een man die sprak met lange tussenposen, neuzelend en onsamenhangend. Hij ergerde zich vooral toen het gesprek kwam over de betekenis van het Joods zijn van de drie gasten. Na de Tweede Wereldoorlog viel alles wat er in de samenleving gebeurde in het niet bij wat de Joden was overkomen. Over de betekenis van het Jood zijn, zei De Winter dat het voor hem ‘veel en weinig betekende, alles en niks’ om daarna aan te geven dat het ook een bruikbaar gegeven kan zijn. ‘Je kunt erover schrijven, je kunt er films over maken’. Van den Berg vulde aan dat het eindeloos kunnen schrijven over het Jood zijn eigenlijk een godsgeschenk is.
In Moviola ging Van Gogh de volgende dag helemaal los:
‘Wat ruikt ’t hier naar caramel?
‘Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke joden!’
Het kwam Van Gogh te staan op een jarenlange juridische strijd met De Winter. Van Gogh werd weggezet als antisemiet en De Winter keerde zich volledig af van Van Gogh. Voor hem is tot op de dag van vandaag Van Gogh melaats. Tot een duidelijke veroordeling van de rechtbank kwam het niet.
Mag je twintig jaar na de dood van Theo van Gogh schrijven wat je wil? Het is er zeker niet eenvoudiger op geworden. Als iets wat je schrijft, niet welgevallig is dan is een stortvloed van kritiek op sociale media je deel. De kritiek is vaak niet mals. Wie commentaar leest op columns in dagbladen of opiniesites op internet, ziet nog enigszins redelijk commentaar. Gefilterd door de redactie lijkt sprake van fatsoen. Maar wie het ongefilterd geluid van sociale media als X/twitter, Facebook, YouTube tot zich neemt, ziet vaak vertwijfeld, zeer ongenuanceerde schelkanonnades, vernederingen en beledigingen langskomen. Door de kracht van sociale media om gemeenschappen te vormen die zich achter kritiek op personen of instanties scharen is het schrijven wat je wil niet zonder gevaar. Het aantal politici, bestuurders en schrijvers dat bedreigd wordt, is nog nooit zo hoog geweest. Uit angst voor bedreigingen en verlies van vrijheid is zeggen wat je wil vaak onderhevig aan (zelf) censuur. ‘Een prettig gesprek’ zoals Van Gogh jaren op de tv bracht is over veel onderwerpen of over persoonlijke verhalen niet mogelijk. We zien polarisatie en mensen in loopgraven over van alles: de ontwikkelingen in het Midden-Oosten, mensen die wel of niet het land in mogen, polarisatie tussen links en rechts, milieu organisaties en boeren, Europa en Rusland, Trump en Harris…
Waar blijft de ratio, het genuanceerd gesprek? De nuance in de columns van Van Gogh ontbrak ook. Van Goghs provocaties gingen ver, vaak over de grens. Zijn provocaties riepen emotie op. Het waren wel provocaties met een doel. Geen provocaties om haat te zaaien en mensen uit de weg te willen ruimen. Doel van zijn provocaties was het oproepen van emotie om de ratio aan te wakkeren, om vraagtekens te zeten bij wat mensen doen, wat mensen geloven en hoe mensen hun leven hebben ingericht. Van Gogh had het beledigen tot kunst verheven, maar tegelijkertijd, zoals zijn biograaf Jaap Cohen op de achterflap van zijn magistrale biografie schrijft, ‘onderhield Van Gogh een enorm netwerk van vrienden. Acteurs en actrices liepen met hem weg. En hij was een ontwapende interviewer, die via ‘prettige gesprekken’ antwoord probeerde te krijgen op levensvragen waarmee hij zelf worstelde.’
Provocatie en zeggen wat je wil met als doel de discussie aan te wakkeren, te komen tot meer inzicht in waarom mensen zich bewegen zoals ze zich bewegen en om de wereld tussen haakjes te kunnen plaatsen is de essentie van Van Gogh. Provocatie, voorbij de emotie, op weg naar ratio en inzicht is wat we van Van Gogh kunnen leren. Nu alleen nog de kunst van het beledigen kunnen verstaan, voordat je een mes pakt!