Wat Rutte nu van mensen met een arbeidsbeperking vraagt is dat ze nog negen jaar vertrouwen op een overheid die dus nu al niet te vertrouwen is
Iedereen in Nederland moet ‘participeren’. Meedoen met de samenleving, de schouders eronder zetten en gaan met die banaan. De hardwerkende Nederlander is hét ideaalbeeld van de Beste Nederlander en wie wil dat nu niet zijn? Wie niet hard kán werken, heeft twee keuzes: niet meer meedoen, of nóg een tandje bijzetten. Als een Marokkaan zich kan invechten, dan kan een arbeidsbeperkte dat toch ook? Doorzetten, niet opgeven, hard werken, vertrouwen hebben in de toekomst en dan komt het écht wel goed. Heus waar. Echt.
Dat niet iedereen hard of effectief kan werken – een beperking heb je niet voor de lol – lijkt geen naam te mogen hebben. Het wordt gezien als een hobbel in de weg. Noem het vooral geen drempel. Klagen is uit den boze. Zelfs wanneer het juist de maatschappij is die deze mensen uitsluit van de arbeidsmarkt, wordt van hen die een arbeidsbeperking hebben verlangd dat ze hun verantwoordelijkheid nemen. Terwijl uit alles blijkt: het ís niet hun verantwoordelijkheid.
Trouw meldt zaterdag dat uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat van de arbeidsbeperkten die voorheen op sociale werkplaatsen terecht zouden kunnen, maar liefst 80 procent na twee(!) jaar zoeken nog steeds geen baan heeft gevonden bij een reguliere werkgever. Die reguliere werkgever moet ze niet. Die reguliere werkgever neemt veel liever een reguliere werknemer aan, dan dat hij zijn handen brandt aan iemand die niet optimaal kan werken.
Je zou van de overheid op zijn minst mogen verwachten dat zij ingrijpt, dat zij helpt waar kan en bijstuurt waar nodig. Maar niets van dat bij Rutte. Integendeel zelfs. Rutte heeft schijt aan arbeidsbeperkten en zijn beleid is daar het bewijs van. Zolang de cijfertjes uiteindelijk maar kloppen, dan hoeft hij zich geen zorgen te maken over de mensen van vlees en bloed achter die cijfers. Zelfs wanneer die cijfers schokkend zijn.
De huidige situatie is het directe gevolg van het beleid van Rutte. Voor het onderzoek is gekeken naar de elfduizend mensen die eind 2014 op een wachtlijst stonden voor een plek op de sociale werkplaats. Sinds 2015 mogen sociale werkplaatsen geen nieuw personeel meer aannemen, waardoor deze groep buiten de boot is gevallen. Van die elfduizend zitten er nu dus nog 8.800 thuis. Van de twintig procent die wel werk heeft gevonden, doet de helft dat bovendien met behoud van uitkering. Tot zover de mantra dat werk moet lonen.
De Participatiewet is nu al mislukt. De overheid wilde mensen met een arbeidsbeperking “prikkelen” om een “gewone” baan te vinden. Ofwel: uit een uitkering dwingen. Dat deed men door enerzijds de uitkeringen te verlagen en anderzijds te beloven dat er extra arbeidsplaatsen gecreëerd zouden worden: in het bedrijfsleven én bij de overheid. Het aantal beloofde banen – in 2018 zouden er 33.000 banen gerealiseerd moeten zijn – is er alleen nog steeds niet. Overheidswerkgevers hebben van het kabinet daarom een extra jaar gekregen om dat aantal te halen. In de tussentijd zitten talloze arbeidsbeperkten met een lagere uitkering dan voorheen thuis, te wachten tot de overheid haar beloftes waarmaakt.
Volgens de Participatiewet zouden er in 2026 in totaal 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking gecreëerd moeten zijn. Wat Rutte nu van mensen met een arbeidsbeperking vraagt is dat ze nog negen jaar vertrouwen op een overheid die dus nu al niet te vertrouwen is. De man zonder visie houdt ze ironisch genoeg een vergezicht voor. Nu maar hopen (lees: vertrouwen) dat er geen sprake is van een vals perspectief.