Als publicist voor zowel Roemeense als Nederlandse kranten kijk ik verontwaardigd naar het nieuws over de diefstal uit het Museum in Assen van de belangrijkste objecten van de Dacia-expositie – „Dacia, rijk van goud en zilver”. Ik voel de behoefte om in Roemenië excuses aan te bieden voor het amateurisme waarmee de diefstal behandeld lijkt te worden.
Toen de tentoonstelling in 2024 werd georganiseerd, was ik enthousiast – een indrukwekkende verzameling, een groot budget, en hoewel Assen een bescheiden museum is in Nederland, trekt het veel bezoekers. Zo'n tentoonstelling was een kans voor meer dan 100.000 Nederlanders om kennis te maken met een weinig bekend aspect van Roemenië – de rijkdom en het vakmanschap van de Daciërs. Stel je voor – als de schatten in het Nationaal Historisch Museum in Boekarest zouden zijn gebleven – hoeveel buitenlanders hadden de collectie dan gezien? Nu speelt er ook iets anders – niet alleen het positivistische principe van de expositie is van belang, maar ook de professionaliteit van de uitvoering. De vraag blijft of de inhoud van de expositie met de nodige ernst is behandeld.
De Nederlandse autoriteiten hebben zich met voldoende nederigheid verontschuldigd, maar de vergelijkingen in de Nederlandse pers doen geen recht aan het belang van de gestolen objecten. Een krant schrijft met veel overtuiging dat het vergelijkbaar zou zijn met de diefstal van Rembrandts schilderij – „De Nachtwacht”. Misschien is dat zo, „De Nachtwacht” heeft een centrale rol in de Nederlandse identiteit, maar voor Roemenen voelt het anders – de gouden helm van Cotofenesti is 2.500 jaar oud en absoluut uniek. Rembrandt heeft veel geschilderd, en Nederlandse musea hangen vol met schilderijen uit de 17e eeuw. In Roemenië voelt het verlies van de helm als een directe aanval op de nationale identiteit vanwege de zeldzaamheid van vergelijkbare objecten.
Maar gevoelsmatig speelt er nog iets anders – het is alsof een klein land met maar één gouden schat zijn enige schat uitleent aan een land vol kunstschatten en met een grote museale traditie – en de gouden schat wordt daar gestolen. Dit veroorzaakt een golf van verontwaardiging in Roemenië, een gevoel van opnieuw onterecht behandeld te worden, alsof de Roemeense belangen niet serieus genomen dienen te worden. De directeur van het Nationaal Historisch Museum in Boekarest verwoordde, als uitlenende partij, dat een van de doelen van de expositie was dat het Nederlandse publiek zich bewust zou worden van het feit dat Roemenië niet alleen een land van dieven, bedelaars en aardbeienplukkers is. Het is pijnlijk om deze woorden terug te lezen in het licht van de diefstal.
Laten we hopen dat, voor de Roemeens-Nederlandse betrekkingen en voor de toekomst van culturele uitwisselingen in het algemeen, de diefstal opgelost zal worden zonder verlies van deze objecten. Het omsmelten van deze laatste tastbare kunstobjecten die overgebleven zijn, laat verdwenen beschavingen nog verder verdwijnen, als gevolg van hebzucht en naïviteit. Een klein lichtpuntje is dat vanwege deze diefstal heel Nederland en half Europa nu op de hoogte is van het feit dat er in Roemenie een beschaving bestond die gouden en zilveren kunstvoorwerpen vervaardigde in een tijd dat de Batavieren nog in dierenvellen rondliepen.
Deze tekst is eveneens gepubliceerd op het Roemeense nieuwsplatform – republica.ro.
Meld je hieronder aan voor de nieuwsbrief van de Joop redactie die binnenkort van start gaat. Wekelijks ontvang je de beste artikelen, opinies en aanraders in je inbox.