Wat ook heel weinig met democratie te maken heeft zijn de in populariteit toenemende lijsttrekkersverkiezingen.
Politiek wordt veelal in verband gebracht met leiderschap. Je hoort de laatste tijd ook weer voortdurend roepen, dat met name ministers leiderschap moeten tonen. Zo schreef n.b. parlementariër Mirjam Bikker bijvoorbeeld recentelijk een stuk in de krant met de titel: “Het Kabinet-Schoof moet nu leiderschap tonen voor onze veiligheid”. Als iemand leiderschap in de politiek moet tonen dan is zij dat zelf als één van de wetgevers in dit land. Zij zal toch met haar collega’s in het Parlement het beleid moeten bepalen.
Van ‘partijpolitieke leiders' wordt verwacht dat zij het gezicht van hun partij bepalen en voor politieke eensgezindheid zorgen. Zij worden neergezet als ouderwetse directeuren in een hiërarchische organisatie die gehoorzaamd dienen te worden. Dat heeft heel weinig met democratie te maken.
Wat ook heel weinig met democratie te maken heeft zijn de in populariteit toenemende lijsttrekkersverkiezingen. Ik vind het bijna beschamend om te zien hoe de kandidaten voor het leiderschap zich in allerlei bochten moeten wringen om zich inhoudelijk onderscheidend te profileren, terwijl zij eigenlijk een eensgezinde loyaliteit aan het verkiezingsprogramma moeten tonen.
Tijdelijk functioneel leiderschap van regeringsfunctionarissen in acute noodsituaties acht ik wel verantwoord. Wanneer er echt geen tijd was om over voorstellen te delibereren werd er in de klassieke Romeinse Republiek om een acuut probleem op te lossen een ‘dictator’ aangewezen. Als het probleem was opgelost deed, leverde hij zijn bevoegdheden direct weer iin. Zo'n tijdelijke ‘leider’ blijft in een democratie altijd verantwoording schuldig aan het Parlement al is dat in dit geval meestal achteraf.
Deze benoemingen zijn ook in een democratisch stelsel echter zeker niet zonder risico. Zo konden de Nazi’s via een door de Reichstag (Parlement) aangenomen machtigingswet Hitler als ‘dictator’ (Fuhrer) van Duitsland voor de duur van 4 jaar laten kiezen, waarmee het hoogste wetgevende orgaan zichzelf buiten spel zette.
En als ze eenmaal gekozen zijn als volksvertegenwoordiger of benoemd als minister moeten ze ‘daadkrachtig leiderschap’ tonen en een overtuigende visie verwoorden, waarbij ministers vaak aangesproken worden als initiatiefnemers van beleid in plaats van parlementariërs.
Ministers zouden geen leidende, dirigerende (top-down) functie, maar veeleer een begeleidende en coördinerende functie voor de ambtenaren op hun ministerie dienen te hebben.
Eigenlijk wordt zo het beeld opgeroepen van beroepspolitici die het volk moeten leiden. Maar idealiter zou het juist andersom moeten zijn en zou het volk de politici moeten leiden. Het idee van de volkssoevereiniteit wil dat het volk bepaalt wat wettelijk geregeld moet worden, daartoe passende wetten opstelt, die wetten uiteindelijk vaststelt en uiteindelijk controleert of de uitvoerende functionarissen die wetten naar haar zin uitvoeren.
Het principe van de Mexicaanse vrijheidsstrijder Emiliano Zapata Salazar: Sterke leiders scheppen een zwak volk (Líderes fuertes crean pueblos débiles), werd in de 1990er jaren gepopulariseerd door de Zapatistas, het volk van de opstandige provincie Chiapas.
Zo heeft Benjamin Barber betoogd dat er in een sterk participatief politiek stelsel wel tijdelijk ‘moreel leiderschap’ nodig is om mensen te inspireren tot civiele deugdzaamheid en saamhorigheid. Maar dit type leiderschap moet volgens hem beslist niet door politieke functionarissen uitgeoefend worden. Hij vreesde dat wanneer politiek en moreel leiderschap in dezelfde personen gecombineerd zijn, de democratie het kind van de rekening wordt:
“De morele leider die zijn visie direct opdringt in het politieke domein, waarbij hij zijn eigen gezichtspunt in de plaats stelt van het politieke debat en discussie, schakelt de politiek uit en beknot democratische participatie.” [Strong Democracy, 1984, p. 241]
In plaats van zich te beperken tot het uitdragen van een samenbindende en inspirerende visie, roepen allerlei intellectuelen, vooral uitvoerende politici, tegenwoordig voortdurend op om politiek leiderschap te tonen. Ze lijken te willen zeggen: ik heb wel goede ideeën, maar niet de macht om ze uit te voeren; jullie in de politieke arena moeten ze omzetten in daden!
In klassiek Athene was het volk, d.w.z. de burgerij de leidende kracht en waren de sprekers in feite de adviseurs (sumboiloi) van het volk. Zij waren geen leiders van het volk in de zin dat zij de herders waren en de leden van de Volksvergadering de schapen die hen (slaafs) volgden. Hun enige machtsmiddel was hun oratorische vaardigheid, hun vermogen om via taal de meerderheid van de leden in de Volksvergadering te overtuigen van de superioriteit van hun standpunt en hen te bewegen hun advies op te volgen. Die leden luisterden naar verschillende argumentaties en bepaalden uiteindelijk welke koers zij wilden volgen. Zij hadden het laatste woord. Met andere woorden: het volk was leidend en niet haar adviseurs en inspiratoren.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.