"Een fatsoenlijke samenleving is een samenleving waarvan de instituties mensen niet vernederen." - Avishai Margalit
Dit citaat zong rond in mijn hoofd, en misschien nog meer in mijn hart, bij het aanhoren van de persverklaring van Femke Zeedijk en Rosanne Hertzberger. Zij stapten gisteren uit de Kamerfractie van Nieuw Sociaal Contract uit solidariteit met Nora Achahbar, de staatssecretaris die afgelopen vrijdag al genoeg had van de hitsige xenofobie binnen de politieke arena en in het kabinet en aan de noodrem trok.
Vooral Hertzbergers rake woorden (de treffende taal van haar NRC-columnistentijd heeft ze niet verleerd) deed mij erg denken aan bovenstaand citaat van de alom gerespecteerde Israëlische filosoof en pionier in de vredebeweging (oprichter van de vredebeweging ‘Vrede NU!’).
Fatsoen was hier in het geding. Fatsoen, zoals Hertzberg het gebrek daarvan in het parlement en het kabinet aan de kaak stelde, was van een andere orde dan het kneuterige tegeltjeswijsheid-motto van oud-premier Jan-Peter Balkenende: “Fatsoen moet je doen”.
Het ging om iets dat veel aangrijpender en alarmerender was. Namelijk het gebrek aan het fatsoen in de bejegening van de burgers en bevolkingsgroepen door de politieke bestuurders die aan het hoofd staan van onze belangrijkste maatschappelijke instituties, de ministeries.
Leiders van instituties met grote impact op het materiële en immateriële welbevinden van iedere burger, leiders wier woorden en daden doorslaggevend zijn voor maatschappelijke cohesie, zodat we verdraagzaam, in vrede en in verbinding samen kunnen blijven leven.
Precies hierover schreef in 1996 de internationaal bejubelde (onder ander Spinozaprijs 2002) Margalit het boek “De fatsoenlijke samenleving”. Margalit maakt in dat boek helder hoe gevaarlijk het is als een staat mensen categorisch vernedert, minachtend bejegent en daarmee emotioneel buitensluit van het collectieve bewustzijn van de natie, van het wijgevoel, en daarmee op den duur en hierdoor dehumaniseert.
In Margalits benadering is het formele streven naar gelijke rechten en rechtvaardigheid nodig, maar niet voldoende om het gevoel van vernedering en uitsluiting tegen te gaan. Een staat moet de burgers, niemand, geen enkele bevolkingsgroep, willen vernederen, in hoe zij hen bejegent en behandelt. Een staat moet in die zin waardig handelen, fatsoenlijk zijn.
Margalit gaat in dit boek empirisch te werk. Aan de basis van het boek liggen talrijke gesprekken met Palestijnen en met Russische Joden over in hoeverre zij hun relatie met de Israëlische welzijnsinstellingen als vernederend ervaren. Hij is als het ware in dit boek de pijnverzamelaar die van zijn materie een moreel kompas maakt voor wat goed bestuur behoort te zijn.
Ik heb zo’n vermoeden wat de uitkomst zou zijn geweest van dergelijke gesprekken dezer dagen In Nederland. Als Nederlandse burgers met een immigratieachtergrond in gesprek met Margalit zouden kunnen reflecteren op wat de taal en de toon van dit kabinet met hen doet. Als de Nederlandse moslims hun verhaal zouden doen. Of iedereen die door dit kabinet als antisemiet wordt weggezet. Of de mensen die een Palestijnse vlag uit hun raam hangen als solidariteit met de Palestijnse burgers en protesteren tegen een genocidale oorlog die door ons kabinet wordt gesteund.
Als dit kabinet ergens goed in is, is het wel het vernederen van vele burgers, in de wijze waarop men gemakkelijke hele groepen wegzet. Wat voor de microfoon, niet alleen door een aantal volksvertegenwoordigers, maar zelfs door aantal ministers en staatssecretarissen gezegd is, is al erg genoeg. Maar in de ministerraad is het kennelijk van kwaad tot erger gegaan. Zo ver dat het tot het uitstappen van een staatssecretaris en nu opstappen van twee Kamerleden heeft geleid.
Dat de politici die een morele lijn trekken, alle drie van NSC afkomstig zijn is niet toevallig. Raison d'être van NSC was en is het tegengaan van het discrimineren van weerloze burgers en de vermorzeling van de burgers door een Kafkaiaans staatapparaat.
Vooral het toeslagenschandaal was de aanleiding van de moedige stap van Pieter Omtzigt om zijn tanden in de ongerijmdheden van onze bestuurlijke cultuur te zetten, tegen wil en dank, tegen de stroom in. En ja, ook tegen de wens van het eigen CDA in. Dat is het ontstaansverhaal van NSC.
De staat had eigen burgers systematisch ‘vernederd’ om in Margalits vocabulaire te spreken, en daarom moest de staat nodig herschikt, hervormd en moreel wakker geschud worden. Daar was Nieuw Sociaal Contract voor nodig.
Welnu, niet geheel toevallig had een grote groep vermorzelde burgers door de toeslagenaffaire een immigratieachtergrond. En nu worden zij opnieuw vernederd door degenen die aan de knoppen zitten van de staat. Het verschil zit hem alleen in het feit dat er nu een kabinet aan de macht is met NSC-leden erin. Dat schuurt, dat is een bloedende wond voor elke NSC’er met een moreel geweten.
Drie prominente vrouwen binnen de partij hebben al gekozen voor hun geweten, in plaats van het politieke gewin van de partij en hun eigen carrière daarin. Een keuze voor het politiek fatsoen, die een staat moreel behoort uit te stralen. Een keuze precies in lijn met het pleidooi van de Israëlische filosoof Margalit.
Zaterdag aanstaande is de algemene ledenvergadering van NSC. Ik zou al hun leden willen uitnodigen om eens in hun gedachten terug te keren naar het ontstaansverhaal van hun partij. En ook terug te keren in hun geheugen naar hun persoonlijke keuze, toen hun morele kompas wees naar een lidmaatschap van deze partij.
Ik zou willen dat Pieter Omtzigt zelf, al ziek en misselijk, deze collectieve “soul searching” zal gaan leiden. Deze politieke queeste is ten slotte, met hem begonnen.
Misschien lukt het dan om met z’n allen te erkennen dat NSC ver van zijn bedoeling is komen te staan. Dat wat hun allen bezielde bij het oprichten van een nieuw partij, een heel ander verlangen was dan waar de partij nu staat.
Heel misschien ontvouwt zich een moedige morele bekentenis: dat ze in hun queeste naar een beter bestuur en een waardiger staat een verkeerde afslag hebben genomen. Dat het tijd wordt om met dit onfortuinlijke avontuur te stoppen, omwille van het fatsoen, het bestuurlijk fatsoen, zoals de Israëliër Margalit voor ogen had, nagenoeg drie decennia terug. Het is nog niet te laat voor NSC.