Omdat de criminoloog Wouter Buikhuisen vorige week overleden is, herlas ik Hugo Brandt Corstius’ pamflet-in-tien-columns Buikhuisen – dom én slecht. Hij gebruikte daarvoor zijn pseudoniem Piet Grijs. In de in memoriams voor Buikhuisen werd Grijs wel steeds genoemd, maar vooral als iemand die enorm tekeer was gegaan tegen Buikhuisen en daarmee verantwoordelijk was voor het feit dat die man niet gewoon zijn onderzoek had kunnen doen en dat diens zo mooie carrière in de criminologie was geknakt. Opgehitst door Piet Grijs waren tal van lieden Buikhuisen gaan bedreigen en toen was de arme man maar naar Spanje gevlucht.
Piet Grijs – slim én slecht. Maar klopte dat beeld wel?
Onpartijdige jury
Laat ik vooropstellen: de kwalificatie dom én slecht in Grijs’ titel blinkt niet uit door nuance. Bovendien trekt Grijs parallellen met het fascisme waar je u tegen zegt. Dat zijn niet de meest overtuigende delen van zijn pamflet.
De – paar – beledigende zinsnedes en de – iets talrijkere – beschouwingen over het fascisme ontnemen sommigen nu het zicht op Grijs’ argumenten die wel degelijk de moeite waard zijn om te overwegen. In een in memoriam in Elseviers’ Weekblad zei de voormalige Leidse rector Carel Stolker deze week over het onderzoek van Buikhuisen:
In de ogen van Buikhuisens critici werden criminelen gemaakt, niet geboren. Het zou de omgeving zijn, zoals economische ongelijkheid, armoede en ongelijke kansen, die leidt tot crimineel gedrag. Buikhuisen wilde onderzoeken of niet ook de biologie een rol speelde. Helemaal niets mis mee.
Zo wordt de controverse vaker voorgesteld en inderdaad wordt ‘biologisch’ onderzoek naar allerlei vormen van gedrag nu veel normaler gevonden. Maar ik heb niet de indruk dat Stolker Piet Grijs ooit gelezen heeft. Die schreef wél duidelijk op wat er volgens hem mis was met zulk onderzoek en dat ging niet om de versimpeling dat het niet links genoeg was:
Wat is er tegen dat Buikhuisen verbanden probeert te vinden tussen enerzijds biologische kenmerken en anderzijds misdadig gedrag? Daar is dit tegen: er zijn honderd miljoen biologische kenmerken. (…) Is de keus tussen de biologische kenmerken een eerste valkuil, de keus tussen misdadige gedragingen is nog onmogelijker. Elke menselijke gedraging, van naar de Engelse radio luisteren tot een bond van patiënten oprichten, is al eens ergens ooit strafbaar gesteld. De biologische ‘genezing’ van homoseksualiteit is gebaseerd op precies dezelfde domme onderzoekingen als Buikhuisen en Van Dijk nu willen gaan doen.
Het bezwaar is dus vooral: je probeert de oorzaak van iets dat je niet begrijpt – misdadig gedrag – te vinden in iets anders dat je niet begrijpt: genen, hormonen en dergelijke. Wat Buikhuisen wilde kón niet en leidde daarom bijna onherroepelijk tot gevaarlijke versimpeling. Herhaaldelijk wijst Grijs er bovendien op dat Buikhuisen helemaal geen verstand heeft van biologie, terwijl hij er wel onderzoek naar wil doen. Aan het eind van het pamflet stelt hij zelfs Buikhuisens kennis van de criminologie ter discussie en nodigt zijn tegenstander uit om ten overstaan van een onpartijdige jury allebei een vergelijkend examen in dat vak af te leggen.
Voorbijganger
In die zin was er dus wel degelijk ‘iets mis’ met Buikhuisens plannen. Grijs gaf ook wat mij betreft wel een paar schokkende voorbeelden. Bijvoorbeeld:
‘Het moet mogelijk zijn’, schrijft Buikhuisen, ‘om de individuen op één schaal te plaatsen, die van weinig deliquent loopt tot de ernstigste criminaliteit. Als de criminologie wil voortgaan zich te ontwikkelen, dan zal ze de mogelijkheid moeten vinden om aan ieder individu zijn plaats op deze “schaal” toe te kennen.’
Dat je het begrip ‘criminaliteit’ letterlijk tot een eendimensionale schaal kunt reduceren, dat lijkt mij inderdaad een gevaarlijk naïeve gedachte (wie is crimineler: de autodief of de man die een toevallige voorbijganger in zijn smoel slaat?) ‘Buikhuisen heeft kennelijk nog nooit van (…) welke wetenschapstheoreticus ooit gehoord’, schreef Grijs.
Willekeurig
Een ander bezwaar dat Grijs herhaaldelijk naar voren brengt is dat Buikhuisen hoogleraar in Leiden werd nadat hij eerst jarenlang op het ministerie van Justitie had gewerkt, onder minister Van Agt. Stolker zegt dat we uit de affaire van indertijd moeten leren dat we onderzoek niet moeten politiseren, maar Grijs’ bezwaar was nu juist dat Buikhuisens onderzoek sterk politiek was. Hij kwam immers van een sterk gepolitiseerd ministerie om dit onderzoek te doen:
Waarom is de maatschappelijke aanpak op niets uitgelopen? Omdat het ministerie van justitie zich van alle maatschappelijke onderzoekingen naar misdadigheid niets aantrekt. Buikhuisen was daar een hoge adviseur. Je hoeft niet zo lang te onderzoeken: wie in een Nederlandse gevangenis zit, verdiende minder dan de modale arbeider. Misschien is er dus aan misdadigheid iets te doen door de inkomensgelijkheid op te heffen. Dat gebeurt echter niet, en dus gaan Buikhuisen en Van Dijk het maar met hormonen proberen.
Je kunt je afvragen of deze politieke analyse klopt, maar eronder zit wel degelijk een serieus probleem. Maatschappelijke omstandigheden zijn veel lastiger te beïnvloeden dan de hormoonhuishouding van een individu, maar dat betekent nog niet dat er ‘niets mis’ is met het laatste. Het gevaar zat er in dat iemand die geen verstand had van biologie nu naar een gemakkelijke oplossing ging zoeken voor het ‘probleem’ van de misdaad, waarbij per definitie willekeurig mensen als misdadig zouden worden aangewezen. Willekeurig omdat we dus niet weten wat de eventuele échte biologische oorzaken zijn.
Grijs’ voornaamste angst was dat Buikhuisen met statistieken een aantal ‘biologische’ kenmerken van mensen zou vaststellen die op criminele neigingen zouden wijzen, en dat deze dan vervolgens zou worden geïmplementeerd. Mij lijkt dat nog steeds iets om zorgen bij te hebben.
Lasteren
Dat die biologische oorzaken van crimineel gedrag er zijn, ontkende Grijs helemaal niet, al nuanceerde hij het ook:
Al mijn handelingen hebben dus een biologische grondslag. Alle misdadige handelingen hebben een biologische grondslag. Daar heeft Buikhuisen volkomen gelijk in. Hoe nu, vraagt u, worden mensen dan niet vaak door de maatschappij waarin ze leven naar de misdaad gedreven? Jazeker. Die maatschappelijke invloeden worden in onze hersenen opgenomen en vertaald in molecuultoestanden. En die molecuultoestanden maken dat we een misdaad begaan.
Hier wordt naar mijn idee de complexiteit van het onderwerp heel helder uitgelegd, en dat in een paar zinnen. Dat was sowieso een van de talenten van Hugo Brandt Corstius: glashelder uitleggen hoe ingewikkeld iets was.
Baksteen
Helemaal aan het einde van zijn herinneringen aan Buikhuisen komt Stolker overigens met een analyse die ik wél onderschrijf, al vind ik hem te voorzichtig: het probleem zat vooral in het zwijgen van de academische gemeenschap.
Belangrijke wetenschappers, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, mijn universiteit, andere universiteiten, wetenschappelijke verenigingen: ze doken toen het erop aankwam en Buikhuisen steun nodig had.
Het is helaas een patroon in het Nederlandse wetenschappelijk bedrijf: mensen houden hun mond bij controverse. Waar het eigenlijk hun beroep is om over ideeën te discussiëren, gaan ze zulke discussie liever uit de weg. Laat degene die onzin beweert maar, het waait wel weer over.
Ze namen het indertijd niet publiekelijk voor Buikhuisen op, hun collega die werd aangevallen. Ze nemen het nu het tij in de publieke opinie is gekeerd niet voor Grijs op, iemand die wel degelijk argumenten naar voren bracht die het verdienen gewogen te worden. Buikhuisen werd weggezet als een halve nazi, Grijs wordt weggezet als een schreeuwer. De universiteit van Leiden liet Buikhuisen vallen als een baksteen, en een voormalige rector doet nu uitspraken over de kritiek zonder die kennelijk te hebben gelezen. Er wordt steeds partij gekozen tegen degene die de wind tegen had.
Stolker zegt dat het zwijgen van het universiteitsbestuur ‘even erg’ was als ‘het lasteren door Grijs’, maar ik zou zeggen: het was veel erger. Dat ‘lasteren’ was geen lasteren (Grijs schreef geen dingen op die feitelijk onjuist waren, voor zover ik kan zien), maar de universiteit had anders met de kritiek, terecht of onterecht, om moeten gaan. Leiden had Buikhuisen misschien niet moeten aannemen, maar toen dat eenmaal gebeurd was had de universiteit achter hem moeten gaan staan, en hem moeten steunen totdat ze er zelf van overtuigd waren dat wat hij deed niet goed was. En dan hadden ze dat in de openheid moeten zeggen voordat ze hem lieten gaan.
Buikhuisen was een slachtoffer was van de lafheid van de bestuurders, veel meer dan van het pamflet van de columnist.
Buikhuisen, dom én slecht werd ook integraal herdrukt in de bundel …. honderd, ik kom!, dat de uitgever verkoopt als e-boek.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.