De verkiezingsprogramma’s van BBB, PVV en VVD liegen er niet om: wie zoekt naar standpunten die de fundamenten van onze rechtstaat ondergraven, hoeft niet lang te zoeken. Elk van deze partijen ademt een verlangen naar daadkracht, maar vergeet daarbij dat het cement van onze democratische rechtsstaat fragiel is – en makkelijker beschadigd dan gerepareerd.
PVV: Frontale aanval op rechtsstatelijke waarborgen
Dat de PVV tot in detail zinspeelt op de afbraak van rechtsstatelijke zekerheden is geen nieuws, maar het blijft schokkend om te lezen hoe expliciet deze partij te werk gaat. Allereerst is er het onverholen voornemen om internationale verdragen als het VN-Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Europees Verdrag inzake Nationaliteit op te zeggen – juridische ankers die decennialang bescherming boden tegen willekeur en uitsluiting. Het principe “asielstop” is niet alleen praktisch onuitvoerbaar, maar negeert het feit dat asielrecht universeel mensenrechtelijk verankerd is. Wie verdragen opzegt, zet effectief de deur open naar een Nederland dat niet meer onder internationale rechtsorde valt – een gevaarlijk en on-Nederlands precedent.
Ook nationaal wordt de bijl gezet in het vangnet van de rechtstaat. Zo wil de PVV bezwaar- en beroepsprocedures tegen asielafwijzingen uit het wetboek drastisch beperken en praktisch de onafhankelijke rechter buiten spel zetten wanneer het hun beleid niet zint. Het ‘one strike, you’re out’-principe – waarbij bij één misstap direct verblijfstitels worden ingetrokken en uitzetting volgt, zélfs bij minderjarigen en hun ouders – is een vorm van ‘draconisch recht’ die haaks staat op het proportionaliteitsbeginsel.
Wie doorleest, merkt bovendien dat de PVV een structurele aanval inzet op cruciale checks & balances: ongekozen burgemeesters moeten vervangen worden door gekozenen (zonder garanties voor representativiteit), de Eerste Kamer mag eraan geloven, en benoemingen in de (semi-)publieke sector mogen voortaan uitsluitend op basis van inhoudelijke kwaliteiten – wat in de praktijk natuurlijk een mooie dekmantel biedt voor politieke willekeur. De Algemene Bestuursdienst en de huidige Raad van State, die juist bedoeld zijn om politieke grillen te corrigeren, worden expliciet ‘ontdaan van politieke benoemingen’. Met de onafhankelijkheid is het dan snel gedaan.
VVD: Rechtsstaat als instrumenteel vehikel
De VVD toont zich een meester in de technocratische ontmanteling van nuance. Op het oog redelijk – wie is er nu tegen meer veiligheid, minder regeldruk, snellere procedures en woningen voor hardwerkende Nederlanders? Maar wie goed leest, ziet dat het fundament van rechtsstatelijk denken – bescherming tegen willekeur, zorgvuldigheid, en het besef dat rechten niet voor de ‘happy few’ zijn, maar voor iedereen gelden – wordt afgebroken onder het mantra van efficiëntie.
Neem het voornemen om “lange bezwaar- en beroepsprocedures” fors in te korten bij de bouw van woningen: dit betekent feitelijk het inperken van het recht om bezwaar te maken, een essentiële pijler van de rechtsstaat. Ook andere voorstellen, zoals het automatisch goedkeuren van vergunningsaanvragen als ambtelijke doorlooptijden overschreden zijn, ondermijnen een zorgvuldige belangenafweging en verplaatsen macht van de rechterlijke naar de uitvoerende macht.
De VVD normaliseert terloops het idee dat internationale mensenrechtenverdragen aangepast kunnen worden om “opvang in de regio” de nieuwe norm te maken, en dat nationale wetten — waar politiek wenselijk — voorrang moeten krijgen boven internationale verplichtingen. Daarmee wordt de hiërarchie van de internationale rechtsorde ondermijnd en krijgt nationaal populisme vrij spel – een gevaarlijke cocktail voor minderheden en politieke tegenstanders.
De partij wil bovendien soevereiniteit terughalen uit Brussel – prima als debat, maar in praktijk betekent het opnieuw: de Europese rechter inruilen voor eigen rechters (of, in het ergste geval, de eigen minister), waarmee niet de burger, maar de politiek de dienst uitmaakt. De voorgestelde modernisering van artikel 23 Grondwet (vrijheid van onderwijs) ten koste van het gelijkheidsbeginsel zet de deur open naar onderwijsbeleid dat vooral door politieke partijen wordt ingevuld, in plaats van door democratische en pluriforme organen. Deze verschuiving klinkt technocratisch, maar heeft verstrekkende gevolgen
De Amerikaanse les
Wie meent dat deze zorgen overdreven zijn, doet er goed aan naar de Verenigde Staten onder Donald Trump te kijken. Ook daar begon het met het ter discussie stellen van internationale verdragen, het ridiculiseren van onafhankelijke rechters en het framen van de pers als ‘vijand van het volk’. Wat aanvankelijk werd afgedaan als politieke stoerdoenerij, groeide uit tot een frontale aanval op de fundamenten van de democratische rechtsorde: het negeren van rechterlijke uitspraken, het ondermijnen van de scheiding der machten en zelfs het trachten ongeldig te verklaren van een verkiezingsuitslag. De Amerikaanse ervaring toont hoe snel een democratie kan afglijden wanneer de wil van de meerderheid wordt verabsoluteerd en rechtsstatelijke instituties worden uitgehold. Het pad dat sommige Nederlandse partijen nu uitstippelen, vertoont verontrustend veel gelijkenis met die route.
BBB: Gemeenschapszin boven rechtsgelijkheid
BBB klinkt misschien het meest gematigd, maar tussen de regels door wordt duidelijk dat hun model van “noaberschap” en “regionale bestuurskracht” niet zelden haaks staat op het gelijkheidsbeginsel. Gemeenschapszin is prachtig, maar niet als die als alibi wordt ingezet om burgerlijke vrijheden aan te tasten of de ene regio meer rechten te geven dan de andere. Regionale “regiotoetsen” op nieuw beleid kunnen een goed mechanisme zijn voor maatwerk, maar in de praktijk is het vooral een uitnodiging tot bestuurlijke willekeur: wie nu eenmaal in een ‘probleemregio’ woont, kan juridische bescherming missen wanneer het erop aankomt.
De BBB flirt bovendien openlijk met het idee van het schrappen van “nationale koppen” op internationale regelgeving en het reduceren van de bureaucratie bij toezichthoudende instanties. De recht van bezwaar, juridisch getouwtrek en de positie van de rechter worden consequent neergezet als ‘bureaucratische obstakels’, niet als kroonjuwelen van een fatsoenlijke democratie.
Tot slot
Het gevaar van deze programma’s schuilt niet in de vorm, maar in het effect: het openzetten van sluizen voor politieke willekeur, het marginaliseren van onafhankelijke instituties, en het verabsoluteren van ‘volkswil’ boven universele rechtsstatelijkheid. De gevolgen liggen vast in de geschiedenisboeken. Nederland moet zich afvragen of het daadwerkelijk een land wil zijn waarin het recht van de sterkste, de snelste en de luidste geldt – of dat het vasthoudt aan een rechtsstaat waarin de minderheid altijd kan rekenen op bescherming tegen een meerderheid die vandaag wellicht sympathiek lijkt, maar morgen vijandig kan zijn.
Dat is het werkelijke verschil tussen een democratische rechtsstaat en een democratisch gekozen meerderheid. Het is tijd om die nuance weer serieus te nemen – voordat het te laat is.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.