De tegenstellingen en polarisatie in Nederland tekenen zich steeds scherper af door de vele beleidsterreinen waarover door politiek en kiezers verschillend wordt gedacht. In het Tweede Kamerdebat over de begroting van de zorgsector kwam dit duidelijk naar voren.
De oppositiepartijen hadden geen goed woord over voor de huidige PVV-minister Fleur Agema, die jarenlang vanuit de oppositie fel gekant was tegen veel beleidsvoorstellen van haar voorgangers. Nu is ze medeverantwoordelijk voor uitvoering van het financiële beleid dat in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken. Dat beleid kenmerkt zich door het strikt de hand op de portemonnee houden van alle bewindspersonen.
De fleur van minister Agema in haar voormalige rol als fel criticaster op het beleid van haar voorgangers was in dit debat wel heel ver te zoeken. Wanhopig probeerde ze de oppositie duidelijk te maken dat ook zij moest roeien met de riemen die ze had. Met welke riemen zij wel de wettelijke doelstellingen van betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van ons aan alle kanten steeds meer rammelend zorgsysteem tegen alle stromen in, moet zien te borgen. In de wetenschap dat een blijvend structureel tekort aan zorgpersoneel en flink stijgende zorgkosten voornoemde wettelijke uitgangspunten met zekerheid op termijn volledig onderuit zullen halen.
De dagelijkse praktijk in de gehele zorgsector zou toch op zijn minst alarmbellen bij de overheid moeten laten afgaan over de houdbaarheid van ons huidig zorgstelsel en toch gebeurt dat niet. Zorgeconomen en gezondheidsjuristen waarschuwen alleen maar dat de kosten van dit zorgstelsel niet meer zijn op te brengen. Een zorg die iedere burger zelf ook wel kan verzinnen.
We accepteren stilzwijgend lange wachttijden voor een behandeling, omzetplafonds van behandelaars die met een beetje pech al vroeg in een kalenderjaar volledig benut zijn waardoor de zorg voor dat jaar gewoon stopt. Maar ook ernstige fraude door zorgondernemers, een verlaging van het eigen risico waardoor een extra drempel van triage nodig is om urgente zorg een voorrang op wachtlijsten te kunnen geven. Om nog maar te zwijgen over de feitelijke situatie in de GGZ en ouderenzorg, die het beste te kwalificeren zijn als zorg op het niveau van een ontwikkelingsland.
De allerbelangrijkste kritische factor in ons zorgstelsel, de marktwerking, blijft politiek onbespreekbaar, om ons inmiddels zeer krakkemikkig zorgsysteem, tegen beter weten in, voorlopig maar op de been te kunnen houden. Hoe bizar is dat?
Minister Agema houdt zich krampachtig vast aan kunstmatige intelligentie , robotisering en vermindering van de administratieve lasten in de zorg als oplossingen voor de zorgcrisis.
Het wachten is op het vallen van het kwartje bij alle burgers dat het definitief over is met de door gasopbrengsten bijna onbegrensde welvaartsstaat Nederland, zoals we die decennialang gekend hebben. We zijn nog steeds een rijk land en blijven dat ook voorlopig. Maar wel in een geheel andere verhouding en context ten opzichte van de verzorgingsstaat van weleer.
We moeten roeien met de riemen die we hebben. Goede stevige riemen maar niet zo luxe meer als die we ooit in het verleden hadden. Hoe het “minder” door de overheid onder de burgers moet worden verdeeld is afhankelijk van politieke keuzes. Als overheid kun je een euro tenslotte maar één keer uitgeven.