De vakbond FNV stapt uit de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Deze commissie zou onder de vlag van het ministerie van Economische Zaken de naleving en toepasbaarheid moeten bewaken van de Nederlandse code voor ‘deugdelijk bestuur’ van beursgenoteerde bedrijven. De FNV is ontevreden over de rol van de werkgeverskoepel VNO-NCW en VEUO (dat de belangen van beursgenoteerde bedrijven behartigt). Volgens de FNV had deze commissie een bijdrage kunnen leveren aan deugdelijk en duurzaam bestuur en aan betere medezeggenschap voor werknemers. Maar de commissie is verworden tot een vehikel dat gericht is op de onbegrensde zelfregulering van aandeelhouders en op winstmaximalisatie.
Het past wel in het huidige klimaat waarin werkgevers en werknemers elkaar steeds minder kunnen vinden binnen de traditionele overlegorganen. Onlangs reageerde VNO-NCW nog furieus op de vakbondsbezetting van hun kantoor. “Dit is intimiderend voor onze medewerkers en gaat alle perken te buiten”, stelde VNO-NCW in een verklaring. Ook stelde de werkgeversorganisatie helemaal klaar te zijn met de onwaarheden van de FNV over vroegpensioen die zij al een jaar voorbij zien komen.
Sociaal Economische Raad
Ik moest denken aan voormalig FNV vakbondseconoom Cor Inja. Bijna veertig jaar lang was hij één van de gezichtsbepalende economen van de FNV. Hij schreef toespraken voor de voorzitters Kok, Stekelenburg en De Waal. Inja was jarenlang lid van de Sociaal Economische Raad (SER) en van de Stichting van de Arbeid. Vlak voor zijn dood in 2020 sprak ik diverse keren met hem over de situatie in de FNV en welke koers de FNV gezien de (internationale) ontwikkelingen op moest gaan. We betitelden dat als het ‘Castricum aan Zee Overleg’.
Inja kondigde in die gesprekken het einde van het poldermodel aan. De SER was volgens hem een nutteloos instituut geworden. En de FNV heeft de snelle transformatie van overleg naar onderhandelen niet doorzien en aangevoeld. De privatiseringsoperaties, de introductie van marktwerking, de opgeklopte eigen verantwoordelijkheid, de permanente dereguleringsdwang, waren de vroege signalen van de opkomst van het neoliberalisme die niet werden herkend. De ideologie van de vrije markt werd praktijk en een bikkelharde onderhandelingseconomie werd het gevolg.
Globalisering en technologisering
In feite is het juist de combinatie van globalisering en technologisering waardoor beschermingsconstructies van gewone werknemers worden uitgehold. Velen raken hun baan kwijt aan goedkopere arbeidskrachten. Grote ondernemingen en multinationals verschuiven als ware schaakgrootmeesters hun productieactiviteiten en ondersteunende diensten super gemakkelijk en net zo vaak als ze willen van het ene land naar het andere land. De effecten van de digitale revolutie overstijgen dan ook die van de industriële revolutie en we hebben er minder greep op. Het gebeurt en we accepteren dat het gebeurt. We kunnen niet anders, de ‘vooruitgang’ houd je niet tegen. De FNV doet er goed aan om de interactie tussen globalisering, technologisering en de neoliberale ideologie nog eens duidelijk in kaart te brengen.
Werkgevers schaken op een heel ander bord dan werknemersorganisaties. Dat is ook onder andere de reden dat de FNV onlangs uit de Monitoring Commissie Corporate Governance Code is gestapt. Het was blijkbaar een nutteloos instituut voor de vakbeweging.
Ook de deelname en voortbestaan aan de Sociaal Economische Raad moet daarom ter discussie gesteld worden. Als je de baten van de SER inventariseert komt daar een negatief beeld uit. De SER - waarin werknemers, werkgevers en kroonleden (aangewezen door de regering) zitten - heeft met haar gemeenschappelijke adviezen de afgelopen 30 jaar aan de wieg gestaan van de verschraling van de sociale zekerheid, de privatisering en marktwerking in de zorg en andere publieke voorzieningen, het creëren van een hopeloze flexibele arbeidsmarkt en gematigde loonpolitiek. De FNV heeft samen met VNO-NCW bijgedragen aan het uitrollen van de neoliberale agenda met haar gemeenschappelijke SER-adviezen.
Dat het anders kan, bleek afgelopen week waarin de vakbonden een overwinning behaalden met een permanente regeling eerder stoppen met zwaar werk. Dat werd bereikt door stakingen in sectoren en omdat er sectorale onderhandelaars van de FNV uit vervoer, metaal en bouw hadden plaatsgenomen aan de onderhandelingstafel die afstemming zochten met een stakingsraad. Deze sectorale onderhandelaars gaan nu ook met hun leden bepalen wie er van de regeling gebruik kunnen maken en wat de hoogte van de regeling wordt. De wijze van onderhandelingen over de zwaar werkregeling is een voorbeeld voor tal van andere nationale kwesties. Cor Inja zou instemmend geknikt hebben.