Afgelopen weekeinde overleed Henk van Gelder. Zijn naam zal niet snel belletjes doen rinkelen, en dat hoeft ook helemaal niet. Journalisten oefenen nu eenmaal een dienstbaar beroep uit en opereren meestens in de schaduw van hun onderwerp. In relatieve anonimiteit voltooit zich zodoende een weinig bezongen oeuvre van artikelen en het incidentele boekje, maar… niet bij Van Gelder.
Het bijzondere aan zijn interessegebied was dat hij juist koos voor diegenen die wél kozen voor het spotlicht. De artiesten, film en tv waren zijn passie en, naast zijn journalistieke werk, schreef hij daarover een indrukwekkend oeuvre bij elkaar. Want van Gelder was een veelschrijver en dwong met zijn kennis en vlotte pen veel respect af bij publiek én collega’s
‘Hollands Hollywood’, uit 1995, mag men zijn magnum opus noemen, een standaardwerk dat de Nederlandse film(-wereld) tot pakweg midden jaren negentig, opiniërend en levendig beschreef. Zijn naam is vrijwel synoniem aan de vaderlandse entertainmentindustrie maar stelde zich in in kennis en serieuze journalistiek diametraal tegenover de schrijfsels van ‘collega showbiz-journalist’ Henk van der Meijden.
Eind december vorig jaar liep ik hem toevallig tegen het lijf bij een platenpresentatie van Vic van de Reijt in Concerto te Amsterdam. Bij ongelooflijk toeval, of misschien bestaat dat wel helemaal niet, had ik net van Gelders biografie van Simon Carmiggelt uitgelezen en complimenteerde hem met het resultaat. Het was één van zijn biografieën die in zijn gewoonlijke stijl het onderwerp beschouwde, met de afstandelijk beschaafde lat, met een vrijblijvende mildheid, en toch boeide. Waarschijnlijk zat zijn bewondering voor de beschrevene toch altijd een beetje in de weg voor villeine stukjes, échte onthullingen en harde kritiek. Niettemin had ik zijn bio van de meesterkronkelaar in enige dagen verzwolgen en bleek de man mij alles mee te vallen.
In zowel zijn bio over Jaques van Tol, Carmiggelt als Joop van den Ende blijft daar die milde, beschrijvende toon die evengoed prettig wegleest. Zijn meest opmerkelijke boekje echter, was onmiddellijk onderwerp van gesprek. Een boekje van en over Dolf Brouwers. Eerst in diens alter-ego van Waldo van Dungen en later in dat van de legendarische Sjef van Oekel. Beide uitgaven betroffen dus dezelfde figuur maar waren geschreven vanuit een ander ‘commercieel perspectief’. Ook met Brouwers bleek van Gelder een grote compassie te hebben van waaruit deze projecten waren ontstaan en het werd prettig keuvelen over onze beider tv-held.
Bij zo’n kleine, vrolijke bijeenkomst komt men nog eens tot een aardig praatje en ik bevroeg hem dan ook over zijn mogelijke toekomstplannen. Het ‘wensenlijstje’. Had hij wellicht nog pijlen op de boog, personen waarvan hij nog graag beschrijvingen zou maken? Het ontnuchterende ‘nee’ viel mij enigszins rauw op het dak. Zolang beroeps-journalist/biograaf en nu daadwerkelijk door de onderwerpen heen?
Ja dus, heel simpel. Omdat zijn biografie over Joop van den Ende mij zo biologeerde en dan met name door het ontbreken van de ‘Hilversumse mores en Gooische matras-verhalen’ bevroeg ik hem specifiek over dat werk. Van Gelder draaide immers al honderd jaar mee in de business en had hij nu, om dergelijke (brood-)heren niet voor het hoofd te stoten, de ‘rauwe randjes’ zorgvuldig vermeden of had hij simpelweg geen toegang gehad tot alle archieven en personen? Hij beweerde van wel en stipuleerde dat alles wat schrijvens- en publicerenswaardig was in het werk was opgenomen. Enige beschreven ‘pikanterie’ was die van de naam van van den Ende’s eerste theatergroepje ‘De Pijpers’ (destijds in volksbuurt de Pijp in Amsterdam) maar ook die anekdote had ik de man al eens, licht besmuikt, zelf zien vertellen.
Een nette journalist van het oude stempel dus. Vanuit bewondering en échte interesse een portret schrijven over de branches en mensen die je daadwerkelijk interesseren. Bijzondere vent die Henk van Gelder.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.