Nu al 1,25 miljoen laaggeletterden op een beroepsbevolking van 9,6 miljoen mensen
Nederland telt 2,5 miljoen laaggeletterden en dat aantal groeit nog steeds. De helft maakt onderdeel uit van de beroepsbevolking. Laaggeletterden hebben moeite met basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en/of rekenen.
De felle protesten tegen de voorgenomen bezuinigingen in het hoger onderwijs steken qua impact op onze economie schril af tegen de gevolgen van de cijfers over laaggeletterdheid op de verdiencapaciteit van onze toekomstige economie. Want geen enkele sector ontkomt aan de verdergaande en kennisintensieve technologische ontwikkelingen.
Een gericht masterplan om voornoemde uiterst zorgwekkende ontwikkeling van laaggeletterdheid in Nederland te stoppen is er niet. Wel is er politiek alle aandacht voor de bezuinigingen in het hoger onderwijs. Een sector waarvan de kwaliteit volgens internationale maatstaven de laatste jaren behoorlijk is gedaald. Terwijl juist die sector wel decennia lang is overladen met geld. Met welke ervaring nu wel is aangetoond dat méér geld zeker niet garant staat voor een betere kwaliteit. Nadrukkelijk moet hier wel onderscheid gemaakt worden tussen het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs.
Als parttime praktijkdocent in het hoger beroepsonderwijs heb ik decennialang de kwaliteit in het hbo schrikbarend zien dalen, als gevolg van het vooral door D66 jarenlang gestuurde beleid om het aantal afgestudeerden met een hoger onderwijs diploma te maximaliseren. Er werd geen enkel middel geschuwd om dat doel te bereiken. Denk aan de verplichting van docenten om via een digitaal onderwijsplatform bijna alles dat op tentamens aan studenten gevraagd zou kunnen worden, op voorhand al nagenoeg prijs te moeten geven, onder het mom van het moeten behalen van zo hoog mogelijke studenttevredenheidsscores. Die scores waren vanzelfsprekend hoog als studenten relatief gemakkelijk hun studiepunten konden behalen.
Onafhankelijk extern toezicht op de kwaliteit van het gegeven hbo-onderwijs werd vervolgens onder D66-minister Van Engelshoven steeds meer vervangen door een systeem van zelfevaluatie, hetgeen feitelijk niets anders is dan de slager die zijn eigen vlees keurt.
De aansluiting van het gegeven hbo-onderwijs op de beroepspraktijk was en is in veel opleidingssectoren, op enkele goede uitzonderingen na, nog steeds ronduit slecht. De belangrijkste oorzaak is dat het het overgrote deel van de docenten ontbreekt aan relevante praktijkervaring in de specifieke beroepspraktijk waarin ze doceren en studenten begeleiden.
Met efficiencyverbeteringen in voornoemde hbo-sector kan zowel de kwaliteit van het onderwijs verbeterd worden als ook veel geld worden bespaard. Geld dat véél beter besteed kan worden aan het bestrijden en oplossen van het fenomeen laaggeletterdheid en verbetering van de kwaliteit van het basis- en middelbaar onderwijs.
De toekomstige verdiencapaciteit van Nederland is méér afhankelijk van een overall kwaliteit van het gehele onderwijs voor alle leerlingen en studenten dan het specifieke onderdeel hoger onderwijs.