De wachtkamer is een plek die altijd verkeerd voelt.
Je zit er nooit omdat je zin hebt, maar omdat je lichaam of hoofd je dwingt. Toch is de wachtkamer vaak erger dan wat erna komt.
Want daar zit je niet alleen met je eigen zorgen, maar ook met het ongemak van de anderen.
Deze keer zat ik naast de buurvrouw. Niet de gezellige, nee, de standaard-buurvrouw.
Die je tegenkomt bij de containers, altijd net te lang kijkt, nooit een gesprek begint maar wel alles lijkt te weten.
We hebben hooguit een knikje uitgewisseld in al die jaren, en ineens zaten we daar. Stoel naast stoel.
Stilte in de wachtkamer is geen gewone stilte. Het is een soort verstikkend dekbed dat over iedereen heen ligt.
Het tikken van de klok klinkt harder dan thuis, het kuchen van anderen voelt overdreven, en elk omgeslagen blaadje van een tijdschrift klinkt als een geweerschot.
Niemand wil iemand aankijken, maar iedereen weet dat er gekeken wordt.
Ik probeerde me te verschuilen in mijn telefoon.
Doen alsof ik iets belangrijks las, terwijl ik eigenlijk doelloos scrolde. Het scherm weerspiegelde haar jas: beige, vlekkerig, een knoop die er gevaarlijk bij bungelde. Het was alsof die knoop de hele situatie samenvatte: nog net vast, maar eigenlijk al los.
En toen gebeurde het.
De buurvrouw boog naar voren en pakte een tijdschrift van de tafel. Het was er zo eentje die al jaren rondgaat: plakkerig, met hoekjes die naar binnen krullen en vlekken waarvan je liever niet weet wat het is.
Iedereen kent dat gevoel: je wilt het niet aanraken, maar je doet het tóch. Ze sloeg het open bij een pagina over tuinieren en zuchtte diep.
Zo’n zucht die niet alleen voor haarzelf bedoeld is, maar ook voor de buren. Voor mij dus.
Ik keek strak naar mijn scherm, maar mijn mond was zwakker dan mijn voornemen. “Problemen in de tuin?” floepte eruit.
Ze draaide haar hoofd met dat half nieuwsgierige, half triomfantelijke gezicht.
"Ja, slakken."
"Alles vol slakken."
"En bij u?"
Daar zat ik.
Gevangen in een gesprek over slakken in de wachtkamer, terwijl mijn naam ieder moment geroepen kon worden.
Mijn hoofd dacht alleen: waarom doe ik dit mezelf aan?
En dat is het venijn van de wachtkamer. Je komt er voor je eigen klacht, maar je loopt weg met de slakken van de buurvrouw.
Je zit in je kwetsbaarheid, en ondertussen word je gedwongen tot een soort klein toneelstuk waarin de ander de hoofdrol pakt.
De volgende keer bij de vuilnisbakken weet ik het al: haar knikje zal net iets langer duren.
Een blik die zegt: Wij hebben in de wachtkamer gezeten.
Jij weet van mijn slakken, ik weet dat jij niks beters te vertellen had.
En dát, lieve lezer, is ongemakkelijker dan elk spreekuur.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.