Door: Antoinette Verbrugge en Jildert Huitema
Klaas Dijkhoff hield in zijn column in het Financieele Dagblad een ongefundeerd pleidooi voor staatssteun aan Tata Steel. Zijn betoog dat het staalbedrijf in de categorie ‘transformatiebedrijven’ thuishoort, mist echter elke onderbouwing. De voorgestelde financiële injectie is niet alleen slecht doordacht, maar ook schadelijk voor toekomstgericht economisch beleid.
Dijkhoff stelt dat steun aan Tata Steel "onvermijdelijk" is vanwege de behoefte aan staal voor een weerbaar Europa en de energietransitie. Deze bewering is feitelijk onjuist. Tata Steel in IJmuiden produceert voornamelijk staal voor traditionele toepassingen zoals de auto- en verpakkingsindustrie — sectoren die juist onder druk staan door de energietransitie en structurele overcapaciteit op de wereldmarkt. De bijdrage aan de productie van windmolens of defensiematerieel is marginaal.
Bovendien laat Dijkhoff de groeiende maatschappelijke weerstand tegen Tata’s vervuiling volledig buiten beschouwing. Het bedrijf is al jaren een van de grootste industriële vervuilers van Nederland. De installaties in IJmuiden zijn verouderd en technologisch achterhaald. Wereldwijd verrijzen nieuwe staalfabrieken met aanzienlijk schonere en efficiëntere technologieën. In plaats van transformatie is bij Tata Steel eerder sprake van stagnatie.
Een recent rapport van Natuur & Milieu toont aan dat vervuilende industrieën de samenleving jaarlijks 7 miljard euro schade toebrengen. De uitstoot van onder meer CO₂, zwaveloxide, stikstofoxide en fijnstof heeft directe gevolgen voor de volksgezondheid. Hart- en vaatziekten, longaandoeningen, kanker en verhoogde stressniveaus zijn aantoonbaar gelinkt aan deze industriële vervuiling. Tata Steel is geen uitzondering, maar juist een van de grootste boosdoeners. Het bedrijf staat hoog op de lijst van Nederlandse ondernemingen met de meeste milieuschade en ligt onder vuur vanwege grootschalige uitstoot en dumping van schadelijke stoffen. Er lopen diverse onderzoeken en rechtszaken.
Interessant genoeg formuleert Dijkhoff in zijn eigen column vier criteria voor bedrijven die in aanmerking zouden moeten komen voor extra steun om de toekomst van Nederland vorm te geven:
1. ze moeten innovatief zijn en waarde toevoegen,
2. ze moeten niet tot de grote groep behoren die zichzelf wel redt,
3. ze moeten de omslag naar groen produceren willen en kunnen maken,
4. en ze mogen niet tot de ‘roestige rotzooi’ behoren.
Op basis van die criteria is het onbegrijpelijk dat Dijkhoff pleit voor steun aan Tata Steel. Het bedrijf voldoet aan geen van de vier voorwaarden. De basistechniek van het bedrijf is eeuwenoud, en de meest recente innovatie dateert uit de jaren vijftig. Tata voegt geen waarde toe, maar berokkent de Nederlandse samenleving juist maatschappelijke schade — iets wat onomstotelijk blijkt uit het rapport van Natuur & Milieu. De Nederlandse tak van het concern draait verlies en wordt ingehaald door internationale concurrenten. Met andere woorden: het redt zichzelf niet. De vergroeningsplannen van Tata veranderen weinig aan de werkelijke schade, en de benodigde technologie — bijvoorbeeld op waterstofbasis — is vooralsnog te duur om rendabel te zijn. Tata Steel hoort daarmee overduidelijk bij de categorie ‘roestige rotzooi’ die Dijkhoff zelf uitsluit van steun.
Toch pleit hij juist voor overheidssteun aan deze sunset industry. Klaas Dijkhoff won ooit het televisieprogramma De Slimste Mens. Op basis van deze argumentatie had hij de voorrondes niet eens overleefd. Klaas zou beter kunnen (weten).
De grootste weeffout in Dijkhoffs redenering is dat hij economische realiteit verwart met nostalgie. Het sentiment dat we 'onze' staalproductie koste wat kost moeten behouden, klinkt misschien patriottisch, maar is economisch en ecologisch achterhaald. Er is wereldwijd geen tekort aan staal, wel aan schone productiecapaciteit. Als Tata dat niet kan leveren — ondanks jarenlange discussie en miljarden aan eerdere steun — dan is het tijd om het vizier te richten op alternatieven.
Het is tijd dat we erkennen dat Tata Steel niet thuishoort in de categorie van bedrijven met toekomstpotentieel. Integendeel: het is een onderneming met negatieve netto waardecreatie, gedreven door verouderde techniek, structureel verlies en een forse ecologische voetafdruk.
Publiek geld moet worden ingezet waar het wél rendeert: bij innovatieve sectoren die bijdragen aan een schone, concurrerende en veerkrachtige economie. Nederland heeft genoeg bedrijven die uitblinken in technologie, circulaire productie en duurzame energie. Daar zit de werkelijke economische potentie. Het subsidiëren van een vervuiler als Tata Steel betekent het vasthouden aan een industriepolitiek uit het verleden.
Kortom, het is tijd om afscheid te nemen van wat ooit een industriële trots was, maar inmiddels vooral een bron van kosten en zorgen is. De toekomst van Nederland ligt bij bedrijven die vooruitkijken — niet bij staalreuzen die blijven roesten.
Antoinette Verbrugge en Jildert Huitema
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.