Zijne Excellentie geeft richtlijnen voor de ramadan
Minister Ferdinand Grapperhaus heeft met behulp van YouTube de moslims van Nederland toegesproken. Hij maakte daarmee duidelijk hoe diep de koloniale ervaring nog steeds de geest van ons volk doordesemt, ook al denken heel veel Nederlanders dat onze samenleving daar al lang geleden afstand van heeft genomen. Is op 27 december 1949 niet de soevereiniteit officieel aan Indonesië overgedragen? Weliswaar meer dan vier jaar nadat dit land zelf de onafhankelijkheid had uitgeroepen, maar toch! Heeft premier Joop den Uijl in 1975 niet persoonlijk gedanst op het grote onafhankelijkheidsfeest in Suriname? Zouden wij niet graag de Antillen de onafhankelijkheid geven als ze daar maar het geringste signaal gaven dat op prijs te stellen?
Zo draait men zich in dit land een rad voor ogen. Over economische afhankelijkheidsrelaties die de formele vrijwording van de Europese koloniën glansrijk hebben overleefd, zullen we het niet hebben. Het gaat over het gevoel. De manier waarop wij hier aan de Noordzee ons willen verhouden tot mensen van niet (Noord-)Europese komaf.
Die houding is bevoogdend. Het kolonialisme werd in de eerste helft van de twintigste eeuw verdedigd met de stelling dat de “inlanders” niet in staat waren zichzelf te besturen. Zij moesten daartoe eerst worden opgevoed. Dat zou een lang en moeizaam proces zijn maar tegelijk een grootse taak. The white man’s burden noemde de Engelse schrijver Rudyard Kipling dat in een beroemd gedicht met tips voor de Verenigde Staten nadat die zich door de annexatie van Guam, Puerto Rico en de Filipijnen bij de koloniale mogendheden hadden gevoegd. De Fransen hadden het over een beschavingsmissie en de Nederlanders pronkten met hun ethische politiek.
Verdomd, het is wel een lange inleiding voordat ik aan Grapperhaus toe kom maar het is onvermijdelijk. In mijn boekenkast prijkt het Adatrecht van Nederlandsch-Indië door prof. dr. Cornelis van Vollenhoven. Daarnaast staan in drie delen zijn verspreide artikelen. Ook ben ik de trotse bezitter van Staatkundig Beleid en Bestuurszorg in Nederlandsch-Indië door A.D.A. de Kat Angelino. Daarin wordt de bevoogdingsgedachte op allerlei manieren uitgelegd. Het koloniale bestuur vond dat de inlandse bevolking zoveel mogelijk volgens eigen traditionele wetten moesten leven. Anders kwam er ontworteling van en gingen de inlanders maar rare gedachten koesteren over burgerrechten en zo. Als dorpshoofden die eigen leefregels anders uitlegden dan Van Vollenhoven ze in Leiden had opgeschreven, dan had deze professor vanzelfsprekend gelijk en de ervaringsdeskundigen uit de streek niet. Aan de andere kant moesten de inlanders wel enigszins in kennis worden gesteld van westerse verworvenheden maar alleen op hun niveau, over rijstvariëteiten met hogere opbrengsten of zo en hygiene. En ze waren maar wat blij met de welwillende tuan belanda. Het waren lieve mensen. Wist je wel dat Javanen de v niet uit kunnen spreken en steevast een p zeggen? En wat dat betekende voor Tuan Varkevisser?
In 1940 waren dan ook van de 70 miljoen Indonesiërs er nog geen 250 academisch gevormd. Er bestond wel een bloeiende onderwijscultuur, de zogenaamde taman siswa (wijsheidstuin) beweging maar die was particulier. Daar zat niet de overheid achter maar nationaal denkende Indonesiërs.
En Grapperhaus dan? Kom eindelijk ter zake man!
Er bestaat een rechtstreeks verband tussen deze koloniale ervaring en de manier waarop Nederland migrantengemeenschappen tegemoet treedt. Ze mogen hun zaakjes tot op zekere hoogte zelf bedisselen als ze voor het overige maar uiting geven aan ootmoed en gehoorzaamheid. Er is niks op tegen als zij met een tulband of een kalotje op staan te bidden zo lang ze maar beseffen dat de westerse cultuur en beschaving superieur zijn. Er zijn zelfs genoeg Nederlanders – dr. Baudet voorop – die menen dat andersgekleurde mensen niet gepredisponeerd zijn om de westerse normen, waarden en denkwijzen volledig te absorberen. Ze zullen hun barbaarse en achterlijke tradities nooit helemaal achter zich kunnen laten. Natuurlijk, wie zich aanpast, wie bij tijd en wijlen de brutale clown speelt maar uiteindelijk toch trouw betuigt aan koningin en vaderland, kan op handen worden gedragen. Kijk naar Ali B.
Of Jandino Asporaat. Zij worden dan ook aan huns gelijken ten voorbeeld gesteld. Zij zijn zo heerlijk zichzelf gebleven en toch geen bedreiging voor het zelfbeeld van de gemiddelde Nederlander, die ervan overtuigd is dat de regering van zijn belastingcenten al decennia lang uitdeling houdt aan de ontwikkelingslanden, de vluchtelingen en alle anderen die van onze goedheid profiteren. Hij weet zich deel van een naïef volk dat zich steeds weer de kaas van het brood laat eten en geen dankbaarheid oogst. Dat had Rudyard Kipling de Amerikanen trouwens ook al voorspeld: het is een ondankbare taak om als blanke die last te dragen.
Take up the White Man’s burden–And reap his old reward:The blame of those ye better,The hate of those ye guard–
Enter eindelijk Ferdinand Grapperhaus. De ramadan komt eraan en dat is bij uitstek een maand waarin moslims elkaars gezelschap zoeken. Dat is om de vasten te breken. Tegenover de versterving in het licht van de dag, staan copieuze maaltijden onder maan en sterren.
Dat komt, dacht de minister, licht in conflict met de lockdown. Nu zijn de moslims niet achterlijk. In hun kringen zijn tal van maatregelen genomen om besmetting te voorkomen. Van gezamenlijk gebed of vrijdagse erediensten is geen sprake meer. Je moet wel erg van Allah los zijn om in deze tijd gezellig met zijn allen te gaan zitten iftarren.
Toch: je weet het nooit met die moslims. Daarom heeft minister Grapperhaus gemeend ze even apart te moeten nemen voor een vaderlijke waarschuwing, uitgesproken op de plechtige toon die een excellentie past als hij zich tot dit soort snaken richt. Dan dient, zoals ze het destijds in Indië zeiden, het prestige hoog te worden gehouden. “Goedendag”, begint hij, “Ik groet U allen”. In stijl en woordkeus toont Grapperhaus zich inderdaad een waardig nazaat van de gouverneurs generaal die destijds Nederlands-Indië bestuurden. Zijn woorden ademen de geest van De Kat Angelino en professor Van Vollenhoven. De Tuan Besar spreekt zijn inlanders minzaam toe. Hij maakt duidelijk dat hij het beste weet hoe in deze tijd de ramadan gevierd moet worden. Hij geeft aanwijzingen op het niveau van zijn publiek. Althans dat denkt hij. “Als u niet over digitale middelen beschikt, stuur dan een brief of een foto”. Tenslotte wenst de tuan besar zijn inlanders een ramadan mubarak. En hij weet, minister Grapperhaus, in hun hart is het een braaf volkje, die moslims. Als je ze maar een beetje richting geeft. Zolang ze zich maar niet het hoofd op hol laten jagen door allerlei half beschaafde stokebranden.
Je moet weten hoe je ze aanspreekt. Dan komt het best in orde.
Ja, dat dachten ze destijds in Indië ook, de heren van de rubber, de thee, de tabak en de Koninklijke Olie. En wij zijn hun erfgenamen. Dat heeft minister Grapperhaus weer eens laten zien. Wij hebben die erfenis niet beneficiair aanvaard, maar volledig en met huid en haar. Anders had Grapperhaus’ omgeving hem er wel op gewezen dat het niet 1920 maar 2020 was.