Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen.

Vervuilende exportbedrijven zijn verslaafd aan arbeidsmigranten, PvdA-GroenLinks wil dat stoppen

  •  
19-09-2025
  •  
leestijd 7 minuten
  •  
2154 keer bekeken
  •  
ANP-411800177

Op 1 mei van dit jaar presenteerden GroenLinks en PvdA een 'Groot Loonakkoord'. Een ambitieus plan dat als belangrijkste doel heeft om de lonen voor 8 miljoen Nederlandse werknemers te verhogen. Dit is een bewust vervolg op de afspraken uit 1982 toen de sociale partners het Akkoord van Wassenaar sloten, waarbij de vakbeweging afzag van looneisen in ruil voor werkgelegenheid.

In de decennia daarna is de kloof tussen lonen en winsten in het bedrijfsleven volgens GL/PvdA te groot geworden. Begin jaren ’80 lag de verhouding tussen loonkosten en bedrijfswinsten op 80% loonkosten, 20% winsten. Dat is sindsdien scheefgegroeid in het voordeel van bedrijfswinsten die nu 32% van de verhouding uitmaken tegenover 68% loonkosten. GroenLinks en PvdA pleiten daarom nu voor een ‘omgekeerd’ Akkoord van Wassenaar waarbij de sociale partners zich committeren aan hogere lonen, en de factor loonkosten op termijn weer naar de vroegere 80% gaat, ten koste van de bedrijfswinsten. Het door GL en PvdA nagestreefde akkoord pleit daarnaast voor de oprichting door de overheid van een "Toekomstfonds" van 25 miljard euro om te investeren in onder andere moderne spoorwegen, wetenschappelijk onderzoek en innovatie, en de verduurzaming van de industrie.

GroenLinks en PvdA schrijven in hun plan dat het Akkoord van Wassenaar uit 1982 en de economische politiek van de daaropvolgende decennia zich kenmerkte door bescherming van de exportpositie van Nederlandse bedrijven en van de werkgelegenheid. Anno 2025 is er sprake van een omgekeerde situatie. Er is krapte op de arbeidsmarkt, teveel werk voor te weinig mensen en Nederland heeft een exportoverschot dat vele procenten te hoog is volgens de Europese normen waaraan Nederland zich ook heeft verplicht.

Veel bedrijven aan de onderkant van de Nederlandse arbeidsmarkt, die voor een deel sterk op export zijn gericht, kunnen alleen concurreren met hun buitenlandse concurrenten vanwege (te) lage lonen. Laten dit nu vaak ook bedrijven zijn die vervuilen en een bovenmatig groot beslag op de ruimte, het drinkwater, de energie en de overige voorzieningen in Nederland leggen! We hebben het dan over grote delen van de vleessector, de intensieve vee- en pluimveebedrijven, de distributiecentra, de snijbloementeelt en delen van de transportsector. En die, als je de kosten van hun overlast en vervuiling kapitaliseert en vervolgens wegstreept tegen hun bijdrage aan het Bruto Nationaal Product zelfs een negatieve bijdrage leveren!

Verhoging van de lonen in Nederland is dus een onderdeel van industriepolitiek waarbij Nederland laagwaardige bedrijfstakken die voor bulkexport met lage marges produceren aan de tucht van de markt onderwerpt. In plaats daarvan kiezen GL en PvdA voor versterking van de binnenlandse markt  – de hogere lonen zullen voor het grootste deel bij het Nederlandse MKB worden besteed-  en een bedrijfsleven dat geprikkeld wordt om te investeren in technologie en productieverhoging.

Frans Timmermans zei het in zijn Spiekmanlezing op 1 mei op deze manier:  ‘Volop ruimte voor bedrijven om te ondernemen, maar in combinatie met een breed gedeelde verantwoordelijkheid voor het grotere geheel. En ja, voor sectoren die alleen kunnen bestaan dankzij lage lonen en vervuiling is dan minder plek.’

Maar er is nog een ander belangrijk aspect dat speelt. Veel van de sectoren van het Nederlandse bedrijfsleven die vervuilen en de kosten daarvan bij de Nederlandse samenleving leggen kunnen het werk alleen gedaan krijgen met inzet van arbeidsmigranten van buiten Nederland.

Migratie is door de PVV en andere partijen aan de rechterkant van het politieke spectrum al jarenlang tot het grootste probleem van de Nederlandse samenleving uitgeroepen. Daarbij gaat het volgens de PVV, de BBB en JA21 om de instroom van asielzoekers uit islamitische landen die ‘vijandig’ zouden staan ten opzichte van de Nederlandse samenleving: een vijfde colonne. Maar wie interviews leest met kiezers van de PVV ziet dat het hun vooral lijkt te gaan gaat om de leefbaarheid in de eigen wijk en verdeling van de schaarse koek van de verzorgingsstaat: met name het feit dat een deel van het beschikbare geld en van de woningen naar migranten en statushouders gaat steekt veel autochtone Nederlanders.

Wie concreet kijkt naar de cijfers ziet dat een groot deel van deze problemen feitelijk te maken heeft met arbeidsmigratie. Volgens het CBS bedroeg asielmigratie slechts 16% van totale migratie naar Nederland.  Arbeidsmigratie bedraagt daarvan het dubbele. Voorbeeld: er leven momenteel ongeveer 50.000 tot 60.000 arbeidsmigranten in Den Haag, waarmee ze 10% van de totale Haagse bevolking zijn gaan uitmaken. Arbeidsmigranten vormen volgens schattingen van de lokale autoriteiten in wijken als Transvaal zelfs rond de 25% van de totale bevolking. Arbeidsmigratie draagt zo fors bij aan maatschappelijke onvrede en polarisatie in de Nederlandse samenleving. En beperking van de arbeidsmigratie zou dus een aanzienlijke vermindering van de druk op publieke voorzieningen als de woningvoorraad en de zorgsector betekenen.

En de woningen die allemaal naar statushouders zouden gaan? Erik Gerritsen, bestuursvoorzitter van woningcorporatie Ymere in de NRC van 7 september  : “Door statushouders hun voorrang af te nemen, los je de woningcrisis niet op. Deze maatregel zou bij ons naar schatting een maand wachttijd schelen” volgens Gerritsen. “Eén maand, op een wachtlijst van tien jaar. Slechts 0,3 procent meer kans op een sociale huurwoning.(…)  De woningen die nu naar statushouders gaan, zo zegt Gerritsen zijn veelal flexwoningen tot 40 vierkante meter. Daarbij gaat het volgens Gerritsen om veel kleinere percentages dan sommige partijen schetsen. „Nog geen 7 procent van ons totale aantal vrijgekomen woningen ging vorig jaar naar statushouders.”

De politieke oplossing voor de onvrede van veel mensen over ‘migratie’ ligt daarom voor een flink deel bij het aanpakken van de arbeidsmigratie. En het opvallende is dat het plan van GL en PvdA om de onderkant van de arbeidsmarkt ingrijpend te saneren sinds deze zomer ook wordt onderbouwd door een Haagse onderzoeksgroep, de IBO. De IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) is een ambtelijke onderzoeksgroep die onafhankelijk van de politiek is samengesteld uit ambtenaren van verschillende ministeries, de Arbeidsinspectie, CPB en SCP. De voorzitter van de werkgroep is Laura van Geest, voormalig directeur van het Centraal Planbureau en nu bestuursvoorzitter van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). A-politieker en technocratischer dan de IBO kun je het bijna niet krijgen!

In juli van dit jaar bracht de werkgroep het rapport ‘Wat werkt voor de toekomst’ uit. Komen GL en PvdA via hun pleidooi voor loonsverhoging en een aantal tussenstappen uit bij het saneren van de sectoren die aan lage lonen en arbeidsmigranten verslaafd zijn, de IBO begint aan de andere kant, bij de vraag die ze vanuit de Haagse politiek meekreeg: hoe kunnen we greep krijgen op de arbeidsmigratie, in de wetenschap dat je niet simpelweg de grenzen kunt sluiten vanwege bindende afspraken binnen de EU over vrij verkeer van goederen en personen? 

De probleemanalyse van de IBO is scherp: De huidige samenstelling van arbeidsmigratie heeft een licht positief effect op de economie maar daar staat tegenover dat het grote maatschappelijke kosten met zich meebrengt. Arbeidsmigratie vergroot volgens de IBO het woningtekort en remt de sociale cohesie in wijken. Deze maatschappelijke nadelen van arbeidsmigratie worden volgens de IBO onvoldoende meegenomen in kosten/baten afwegingen terwijl de baten voor bedrijven en consumenten wel duidelijk zijn. Met de kanttekening dat veel van wat door arbeidsmigranten in dit land wordt geproduceerd voor de export is bestemd, dus zijn het buitenlandse consumenten die profiteren. Het rapport pleit voor een eerlijkere becijfering en verdeling van kosten en baten, zodat niet alleen de arbeidsmigranten en de samenleving de lasten dragen.

Arbeidsmigratie is volgens de IBO ook geen structurele oplossing voor de krapte op de arbeidsmarkt en kan dat  (hooguit) tijdelijk verlichten. Het houdt zichzelf in stand door de onwenselijke manier waarop het is georganiseerd, want flexibele werkcontracten voor wat in feite structurele banen zijn bevorderen de vraag naar arbeidsmigranten. Er zijn simpelweg geen Nederlanders die dit werk op uitzendbasis willen doen. Het is ook een deel van de arbeidsmarkt waar sprake is van ernstige misstanden en uitbuiting van werknemers. En tot slot: arbeidsmigratie legt ook een demografische druk op Nederland: het jaarlijkse arbeidsmigratiesaldo ligt boven de verwachtingen voor een gematigd en door de politiek gewenst groeiscenario van de bevolking.

De belangrijkste aanbevelingen van de IBO zijn geformuleerd rondom zoals ze dat zelf noemt vijf ‘beleidsbouwstenen’:

1 Zorg voor minder vraag naar laagbetaalde arbeid. Je kunt dat bereiken door verhoging van de prijs van arbeid (via verhoging van het minimumloon!) en ontmoediging van uitzendcontracten voor structureel werk.

2 Door in te zetten op transitie van de arbeidsmarkt: arbeidsbesparende innovatie en het werven en behouden van arbeidsmigranten, maar dan voor hoogwaardige banen

3 Bewustere keuzes bij de ondersteuning van delen van de arbeidsmarkt.  Sommige sectoren zijn sterk afhankelijk van arbeidsmigranten, mede door subsidies of specifieke marktcondities. Verwerk de maatschappelijke kosten van klimaat en stikstof in de prijzen en beperk de sectorale subsidies aan sectoren die veel gebruik maken van arbeidsmigranten.

4 Eerlijke verdeling van kosten en baten: Nu is het zo dat de baten van arbeidsmigratie terecht komen bij werkgevers en (buitenlandse) consumenten terwijl de kosten bij de Nederlandse samenleving terecht komen. Pak malafide werkgevers en uitzendbureaus aan, richt publieke voorzieningen voor arbeidsmigranten goed in en leg de kosten van bijvoorbeeld fatsoenlijke huisvesting en gezondheidszorg waar mogelijk bij de werkgevers.

5 Meer zicht krijgen op arbeidsmigratie door verbetering van kennis, waaronder de registratie en prognoses.

Het IBO-rapport benadrukt dat beleid rond arbeidsmigratie niet op zichzelf staat, maar nauw verweven is met bredere thema's zoals economisch structuurbeleid, arbeidsmarktbeleid en demografische ontwikkelingen. En daarmee zijn we weer terug bij de plannen van GL en PvdA waarmee we dit artikel begonnen!  GL en PVDA kunnen het IBO rapport zonder probleem vastnieten als bijlage bij hun eigen plannen voor verhoging van het minimumloon en hervorming van het hele industriële landschap in Nederland.

Punt van zorg is wel hoe GL en PvdA in de verkiezingscampagne dit complexe macro-economische verhaal kunnen terugbrengen tot een helder verhaal dat de gemiddelde kiezer kan overtuigen. Terwijl we tegelijkertijd weten dat de landbouw- de vlees- , de vervuilende industrielobby en de uitzendbranche (marktleider OTTO Work Force is een van de belangrijkste sponsoren van de VVD) alle lobbysluizen open zullen zetten om de aan hun gelieerde politici in de campagne te laten waarschuwen voor ‘aantasting van de concurrentiepositie van Nederland’ en ‘het onbetaalbaar maken door links van de dagelijkse boodschappen in de supermarkt’.

Dat blijft een punt van zorg: hoe links complexe  economische plannen kan slijten aan een electoraat dat weinig geduld heeft voor ingewikkelde verhalen. Maar dat is iets voor een ander artikel...

Deze bijdrage is ook gepubliceerd op www.progressief.nu

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

BNNVARA LogoWij zijn voor