Haal Vincent van Gogh uit het financiële verdomhoekje. Hij verdient het.
Krantenkoppen te over: De gek met een penseel, Gek of geniaal? Nee, de op 37-jarige leeftijd overleden Vincent van Gogh (1853-1890) – nu 130 jaar geleden – heeft het niet altijd getroffen met de omschrijvingen in de media. Zijn broer Theo wordt afgespiegeld als een mecenas die voortdurend Vincent uit het geldelijke moeras moet trekken. En door het afsnijden van zijn oor wordt bevestigd dat het grote publiek te maken heeft met een lijdende en berooide kunstenaar.
Het is tijd om al deze beelden naar de kunsthistorische vuilnisbelt af te voeren. Uit mijn cultureel bedrijfskundig onderzoek blijkt dat Vincent als autodidact een scherpe kijk had op het financieel functioneren van zijn kunstpraktijk.
Hij richtte samen met zijn broer een schilderszaak op waarbij hij voor de inbreng van zijn werk zorgde en Theo, die kunsthandelaar was, voor de financiering. Vincent maakte daarover heel feitelijke berekeningen. Dit gezamenlijke deelgenootschap bleef ondanks allerlei gevaren in stand tot zijn vroege dood in 1890.
Over de opzet van kunstenaarsverenigingen heeft Vincent heldere ontwerpen gemaakt, inclusief doorberekeningen wat inleg, verkoop en organisatie betreft. In het Zuid-Franse Arle heeft hij met steun van Theo zo’n vereniging daadwerkelijk vormgegeven, inclusief de inrichting van het verenigingsgebouw, het Gele Huis genoemd.
En dan zijn verkopen. Slechts één kunstwerk zou hij verkocht hebben. Zien we ‘verkoop’ met een economische blik dan gaat het om een externe transactie. En die is Vincent, blijkens zijn brieven, in allerlei vormen op creatieve wijze aangegaan: ruilen van kunstwerken voor de collectievorming van de schilderszaak, schulden en rekeningen betalen met zijn werk, lesgeven en verkopen van studies.
In heb voor mijn onderzoek de 902 unieke brieven van Vincent zin voor zin bestudeerd. In de periode van 1872-1888 gaan er van de 590 brieven aan Theo 318 over geldzaken waarin bovenstaande activiteiten uitgewerkt worden, dat is 54%. Dat is wel een totaal ander beeld dan dat van de kunstenaar die zogenaamd alles met kunst had en niets met geld.
De gevestigde literatuur bevestigt als regel de zogenaamd financieel ondergeschikte positie van Vincent ten opzichte van zijn broer. Inderdaad, Vincent had veel geld nodig voor de financiering van zijn schildersbenodigheden, eten en huisvesting. Hij was soms te ruimhartig in zijn bestedingen en ook zijn bordeelbezoek moest betaald. Het bijna permanente geldtekort is in zijn toenmalige omgeving uitgelegd als een houding van een nietsnut, het woord gebruikte hij zelf eens om zich te verweren tegen aanvallen alsof hij zou rentenieren. Hij moest en zou schilderen en daartoe zijn doeken, verf en modellen onontbeerlijk.
En is Theo een mecenas zoals genoemd wordt in de literatuur? Een mecenas is een belangeloze weldoener maar dat is Theo niet: hij is financieel partner in de kunstonderneming samen met zijn broer Vincent, in de woorden van Vincent: onze schilderszaak die ons beiden toebehoort. Een zaak die tot gevolg heeft gehad dat in de huidige tijd voor miljoenen euro’s het werk van Vincent wordt verhandeld.
Het wordt tijd dat we de financiële kwaliteiten van Vincent de waarde geven die ze verdienen. Vincent heeft geen financiële scholing genoten en al doende heeft hij zijn gave in de praktijk ontwikkeld, al vanaf zijn 16e toen hij als jongste bediende in de kunsthandel in Den Haag ging werken. Zijn kwaliteit kan niet anders dan als een financieel natuurtalent worden omschreven. Het heeft gezorgd voor de continuïteit van zijn kunstpraktijk.
In deze coronatijd worstelen veel kunstenaars om het hoofd boven water te houden. Van Gogh kan nu niet meer aangehaald worden om de armoede als iets eigens aan het kunstenaarschap te rechtvaardigen. Veeleer gaat het om een te stimuleren artistiek ondernemerschap, ook in moeilijke tijden.
Bij het Van Gogh Museum loopt momenteel een expositie over de brieven van Van Gogh onder de titel Je liefhebbende Vincent. Een actueel, waarheidsgetrouw bijschrift zou geen kwaad kunnen.
Vandaar mijn oproep: haal Vincent van Gogh uit het financiële verdomhoekje. Hij verdient het.