Een eeuw geleden behoorde Argentinië tot de welvarendste landen ter wereld. De Argentijnen verdienden fortuinen met de export van agrarische producten. Buitenlandse investeerders en migranten, vooral afkomstig uit Spanje en Italië, trokken massaal naar het land in de hoop een graantje mee te pikken. De bevolking groeide als kool, en dat gold ook voor de economie. Het kon niet op. De bovenklasse liet enorme villa’s bouwen en vierde vakantie in Parijs. Het luxe Britse warenhuis Harrods opende in 1914 zijn eerste overzeese vestiging in Buenos Aires.
Hoewel Argentinië neutraal bleef tijdens de Eerste en het grootste deel van de Tweede Wereldoorlog wist het land zich niet te onttrekken aan de economische malaise. Vanaf de jaren dertig begon de export van vlees en graan af te nemen, en de economie bleek onvoldoende gediversifieerd om deze klap goed op te vangen. Ontevreden kiezers vestigden hun hoop op Juan Perón, die in 1946 tot president werd verkozen.
Perón voerde een door Benito Mussolini geïnspireerde populistische, economische politiek. Maar het opwerpen van handelsbarrières en het uitdelen van geld leidde niet tot de gehoopte wederopstanding. Integendeel. Diverse militaire staatsgrepen (en tussendoor ook nog een terugkeer van Perón) mochten evenmin baten. Opeenvolgende linkse en rechtse populisten beloofden kiezers gouden bergen. In de praktijk schoot niet de welvaart maar de inflatie omhoog.
Anno 2025 zijn de economische problemen nog altijd enorm. De helft van de bevolking leeft in armoede. De economie van Argentinië is ongeveer half zo groot als die van Nederland, terwijl er bijna drie keer zoveel mensen wonen.
Economen zien het land als afschrikwekkend voorbeeld van hoe het mis kan gaan als je populisme ruim baan geeft, het vertrouwen in instituties ondermijnt en de polarisatie aanjaagt. Je zou daar een les uit kunnen trekken.
Veel landen zijn de afgelopen jaren in de greep geraakt van populisten die beloven dat zij alle problemen zullen oplossen. Zij maken hun kiezers wijs dat zij ervoor kunnen zorgen dat het land weer als vanouds wordt, dat de migranten zullen worden tegengehouden, dat het eigen risico verdwijnt, dat de boeren weer kunnen boeren, dat er een nieuwe bestuurscultuur komt en dat de uil van Minerva weer de vleugels zal uitslaan.
Arjen Lubach zette onlangs mooi op een rijtje hoe Johan Derksen, ‘s lands belangrijkste politieke influencer, om de haverklap een nieuwe verlosser omarmt om niet veel later teleurgesteld vast te stellen dat de politicus in kwestie een enorme charlatan is. Ondertussen is de schade al aangericht. In het kielzog van ‘De Snor’ gaven grote aantallen VI-kijkers hun stem aan Thierry Baudet en Caroline van der Plas. Is toch lachen man!
Nederland behoort tot de welvarendste landen ter wereld. Een rijk land wordt niet van de ene op de andere dag arm, en onze economie kan wel een stootje hebben. Maar als je gelooft dat het Nederlandse populisme geen economische gevolgen heeft, dan heb je het mis. Bij de presentatie van de miljoenennota waarschuwden diverse planbureaus dat het beleid van het kabinet-Schoof te zeer was gericht op de korte termijn. De gevolgen van de bezuinigingen op onderwijs, onderzoek en innovatie merken we bijvoorbeeld pas later.
Argentinië bewijst dat het ingewikkeld is om aan de populistische verleiding te ontsnappen. Maatregelen die vanuit economisch oogpunt verstandig zijn, kunnen op de korte termijn tot pijn leiden. Het is lastig om de volgende verkiezingen te winnen als onder jouw leiding de werkloosheid is opgelopen, de belastingen zijn gestegen of het dagelijks leven duurder is geworden. Dat maakt het aantrekkelijk om verstandig maar impopulair beleid op de lange baan te schuiven.
Wie wil zien hoe desastreus dat kortetermijndenken kan uitpakken, hoeft in Nederland maar naar de stikstofcrisis te kijken. Decennia lang keken politici, met name die van de agro-vriendelijke partijen op rechts, weg van de problemen. Er was een uitspraak van de Raad van State voor nodig om hen ervan te overtuigen dat de veehouderij niet op de oude voet door kan gaan. Dat inzicht leidde prompt tot de doorbraak van een nieuwe populistische partij, de BBB, die als belangrijkste programmapunt heeft dat er niets hoeft te veranderen.
Caroline van der Plas en Femke Wiersma hebben een tijdbom onder de Nederlandse economie gelegd. Volgens Bouwend Nederland bedraagt de schade de komende vijf jaar alleen al 93,5 miljard euro.
“Niet alles kan overal”, luidde de omineuze titel van het eindadvies van de commissie-Remkes die in 2020 de stikstofcrisis onderzocht. De bijdrage van de landbouw aan de economie is beperkt, maar de sector zit ondertussen wel andere bedrijvigheid in de weg. Zolang de overheid het stikstofprobleem niet oplost, kunnen er geen nieuwe huizen, kantoren en scholen worden gebouwd, en worden bedrijven niet aangesloten op het stroomnet. Ondernemingen komen niet van de grond of vestigen zich in het buitenland.
Om het populistisch samen te vatten: de volgende ASML kan wel eens net over de grens van start gaan. Met dank aan BBB. En Johan Derksen.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.